In een e-mailbericht van 2 april 2014 heeft de President van het Gerechtshof Amsterdam, als reactie op een e-mailbericht van [B] van 29 maart 2014, aan haar bericht, voor zover thans relevant:
“(…) Het is zo dat tot enkele jaren geleden niet standaard een kopie van een openbaar verslag werd verstrekt, maar dat derden slechts op kantoor van de OK het verslag konden inzien. Het kan best zo zijn dat een dergelijk antwoord telefonisch is gegeven door de administratie.
Sinds de wanbeleidbeschikking inzage Fortis (april 2012) is het uitgangspunt echter: alle voor een ieder ter inzage liggende (dus openbare) verslagen worden op de OK-website gepubliceerd. Uitzonderingen zijn wel denkbaar, en dus wordt ook bij ieder openbaar onderzoeksverslag nog steeds een interne beslissing genomen over het al dan niet publiceren op de website. (…)
Het antwoord mbt het aflopen van de 2 maandsperiode (…) was onjuist. Verheggen heeft daarover uitgebreid toelichting gegeven, zie e-mail van 4 oktober 2012 (zie bijlage). In die e-mail staat precies hoe bij de OK om inzage in onderzoeksverslagen kan worden gevraagd. Een schriftelijk inzageverzoek heeft de OK zoals gezegd naar mijn stellige overtuiging nooit ontvangen.
Pas onlangs, enkele weken geleden, stelde een advocaat, mr. [X], schriftelijk vragen over inzage in het onderzoeksverslag MEI (zie bijlage). Wij wisten niets van de achtergrond van deze advocaat en van de reden van dat verzoek. Een en ander is ook niet relevant bij openbare onderzoeksverslagen. We hebben de mail van mr. [X] opgevat als een schriftelijk verzoek om inzage vvan het openbare deel van het onderzoeksverslag. Volgens de inmiddels standaardafhandeling bij onderzoeksverslagen die voor een ieder ter inzage liggen heeft de OK vervolgens een kopie verstrekt (uiteraard uitsluitend van het gedeelte dat voor een ieder ter inzage ligt). Ik merk hierbij op dat tot op heden in geen enkele enquetezaak aan de terinzagelegging een termijn wordt verbonden (zie in deze zaak de beschikking van 10 oktober 2011).
(…)”