2.7.Tijdens de behandeling ter terechtzitting op 10 oktober 2012 bij het Gerechtshof, heeft, blijkens het proces-verbaal van die behandeling ter zitting:
- [advocaat-generaal] meegedeeld, voor zover thans relevant:
“Het klopt dat in het (in het telefaxbericht d.d. 24 september 2012 geïncorporeerde) e-mail bericht van 24 september 2012, afkomstig van [A], in de laatste alinea, in de één na laatste zin op de eerste pagina het woordje “geen” is weggevallen. Deze zin moet worden gelezen als: “de datum van 12.10.2011 op zijn kaart is neergezet als aandachtspunt aangezien ergeen
sprake was van vrijlating voor de Franse zaak.”
- de voorzitter meegedeeld, voor zover thans relevant:
“(…) Uit de Franse detentiekaart blijkt dat op 22 maart 2011 de gevangenneming van verdachte is bevolen door de rechter-commissaris bij de arrondissementsrechtbank Compiègne ter zake van verdenking van overtreding van de Franse Opiumwet. Dit bevel vervolgens verlengd op respectievelijk 8 juli 2011, 18 november 2011 en 21 maart 2012, steeds voor een periode van vier maanden ingaande op het moment dat een voorafgaande titel verstreek.
Op 26 september 2011 is een Europees arrestatiebevel (hierna: EAB) uitgevaardigd door officier van justitie [OvJ] ter zake van de onderhavige zaak. Dit EAB is op 12 oktober 2011 afgegeven door de heer [president], president bij het Hof van Beroep van Amiens. Op 18 oktober 2011 heeft een zitting bij het Hof van Amiens plaatsgevonden, met handhaving van de hechtenis. Op 4 november 2011 is er een arrest gewezen door het Hof van Amiens, waarbij de overlevering van verdachte aan de Nederlandse autoriteiten is geaccordeerd, doch deze is uitgesteld vanwege de Franse strafzaak.
Op 20 juni 2012 is verdachte in de Franse strafzaak in vrijheid gesteld, onder de voorwaarde dat hij niet nog op een andere grond werd vastgehouden.
Voornoemde vastgestelde feiten kunnen naar het oordeel van het hof op twee manieren worden gelezen. Enerzijds de conclusie die advocaat-generaal [advocaat-generaal] heeft getrokken in haar telefaxbericht van 24 september 2012, inhoudende dat verdachte in de gehele periode van 22 maart 2011 tot 20 juni 2012 in het kader van de Franse strafzaak in detentie heeft gezeten. De datum van 12 oktober 2011 zou dan slechts op de Franse detentiekaart zijn gezet als aandachtspunt op het moment dat verdachte zou worden vrijgelaten in zijn Franse strafzaak. In deze lezing heeft verdachte alleen van 20 juni 2012 tot 28 juni 2012 in overleveringsdetentie doorgebracht.
Anderzijds zou de conclusie kunnen worden getrokken dat verdachte in de periode 12 oktober 2011 tot 4 november 2011 dan wel 9 november 2011 in detentie heeft verbleven op grond van de EAB. Deze conclusie vindt steun in het feit dat op de Franse detentiekaart in voornoemde periode voor drie gebeurtenissen de code ‘02’ staat vermeld, terwijl de Franse strafzaak consequent is aangeduid met de code ‘01’. In deze - voor verdachte meest gunstige - lezing in het kader van de huidige toetsing van de voorlopige hechtenis – heeft hij kortstondig van 12 oktober 2011 tot 4 november 2011 of 9 november 2011 in het kader van de EAB in detentie gezeten en in de periode van 20 juni 2012 tot de daadwerkelijke overlevering op 28 juni 2012 in overleveringsdetentie doorgebracht. Een contra-indicatie voor deze lezing zijn de opeenvolgende verlengingen van het bevel tot gevangenhouding in de Franse strafzaak.
(…)
Het hof (…)
-
beveeltdatde advocaat-generaalhet hof schriftelijk informeert over de vraag of de verdachte in de periode van 12 oktober 2011 tot 4 november 2011 dan wel 9 november 2011 in Frankrijk gedetineerd heeft gezeten in het kader van het uitgevaardigde Europees arrestatiebevel of overleveringsdetentie dan wel in het kader van de Franse strafzaak (…);
(…)”