Uitspraak
12 augustus 2014 (bij vervroeging)
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 3 juli 2014 ingekomen verzoek van:
[de vader],
[de moeder],
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de brief d.d. 16 juli 2014 van de zijde van de vader;
- de brief d.d. 25 juli 2014, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- de brief d.d. 28 juli 2014 (ingekomen ter griffie op 30 juli 2014), met bijlage, van
Beoordeling
“Just arrived at nana
- of de vader zijn toestemming heeft verleend voor vertrek van de moeder met de minderjarige naar Nederland en daarmee wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige heeft beoogd, dan wel
- of de vader achteraf met een definitief verblijf van de minderjarige in Nederland heeft ingestemd of daarin heeft berust als bedoeld in artikel 13 lid 1 sub a van het Verdrag.
naar Nederland.Dit is door de vader betwist. In het licht van deze betwisting heeft de moeder haar stelling naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende nader onderbouwd. In de overgelegde verklaringen van oma moederszijde en de broer van moeder wordt dit niet vermeld. Ook blijkt dit niet voldoende uit de door de moeder overgelegde productie 4 waarin is te lezen: “Jij had gezegd om daar heen te gaan?” “Jij hebt anders nooit naar mij geluisterd, waarom nu wel?”.
Op grond van artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag is de rechter van de aangezochte Staat niet gehouden de terugkeer van het kind te gelasten, indien de persoon die zich tegen de terugkeer verzet, aantoont dat er een ernstig risico bestaat dat het kind door zijn terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand wordt gebracht. De rechter van de aangezochte staat mag de in die bepaling gestelde strenge voorwaarden niet reeds vervuld achten, louter op grond van zijn oordeel dat het belang van het kind in het land van herkomst minder goed gediend is dan in het land van de aangezochte rechter. Bovendien mag hij bij de toepassing ervan niet anticiperen op een mogelijke (wijziging van een) gezagsbeslissing door de rechter van het land van herkomst na terugkeer van het kind.
Beslissing
en beveelt, indien de moeder nalaat de minderjarige terug te brengen naar het Verenigd Koninkrijk, dat de moeder de minderjarige met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven uiterlijk op 27 augustus 2014, opdat de vader de minderjarige zelf mee terug kan nemen naar het Verenigd Koninkrijk;