ECLI:NL:RBDHA:2013:CA3246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13 / 716
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H. Uzumcu, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. L. Verheijen. Eiseres, een Bulgaarse nationaliteit houdende vrouw, had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat eiseres niet had aangetoond dat zij reële en daadwerkelijke arbeid verrichtte, en daarom niet als economisch actief gemeenschapsonderdaan kon worden aangemerkt. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar ook dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 18 januari 2013.

Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar en tegen het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling. Wat betreft het beroep tegen het bestreden besluit oordeelde de rechtbank dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiseres niet als economisch actief gemeenschapsonderdaan kon worden aangemerkt. De rechtbank wees erop dat eiseres niet had aangetoond dat zij werknemer of zelfstandige was, en dat de overgelegde documenten onvoldoende bewijs boden voor het verrichten van reële en daadwerkelijke arbeid.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiseres ook niet als economisch niet-actief gemeenschapsonderdaan kon worden aangemerkt, omdat zij niet had aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres faalden en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was. De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 118,00, maar wees vergoeding van het griffierecht af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 juni 2013.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/716
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juni 2013 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Verheijen).
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Op 3 mei 2012 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Op 7 januari 2013 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
Bij besluit van 18 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Bij brief van 1 maart 2013 heeft eiseres aanvullende gronden ingediend tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. Uzumcu, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is geboren op 9 augustus 1984 en heeft de Bulgaarse nationaliteit. Zij is op onbekende datum Nederland binnengekomen. Op 10 oktober 2011 is eiseres in het huwelijk getreden met [echtgenoot] (echtgenoot). De echtgenoot is geboren op 30 januari 1979 en heeft de Turkse nationaliteit.
Op 28 februari 2012 heeft eiseres de aanvraag toetsing aan het EU-recht (bewijs van rechtmatig verblijf) ingediend, waarbij zij als doel van haar verblijf arbeid als zelfstandige heeft aangekruist. Bij haar aanvraag heeft zij een uittreksel uit het handelsregister Kamer van Koophandel overgelegd waarin staat dat zij met ingang van 2 februari 2012 vennoot is van de vennootschap onder firma [naam A], handelend onder de naam [naam B]. De echtgenoot is blijkens dit uittreksel sinds 16 december 2010 vennoot van diezelfde vennootschap. Verder heeft zij jaarrapporten over 2010 en 2011 overgelegd. In bezwaar heeft eiseres grootboekmutatiekaarten over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 overgelegd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering om eiseres het gevraagde document te verstrekken gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder uiteengezet dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij reële en daadwerkelijke arbeid verricht. Om die reden kan zij volgens verweerder niet worden aangemerkt als economisch actief gemeenschapsonderdaan. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet als economisch niet-actief gemeenschapsonderdaan kan worden aangemerkt, omdat de middelen die de echtgenoot wellicht door het verrichten van arbeid verwerft niet kunnen worden betrokken bij de aanvraag. Volgens verweerder is niet gebleken dat deze gestelde inkomsten legaal verworven zijn, omdat de echtgenoot geen rechtmatig verblijf heeft.
3. Gelet op artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit mede betrekking op het alsnog genomen bestreden besluit.
4. De rechtbank verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van het besluit, niet-ontvankelijk, omdat eiser ter zitting desgevraagd heeft verklaard geen belang meer te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van dat beroep.
5. Over het beroep gericht tegen het bestreden besluit overweegt de rechtbank als volgt.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat de door verweerder gestelde voorwaarden niet op haar van toepassing zijn. Volgens eiseres zou het enkel overleggen van een geldig paspoort of ten hoogste een inschrijving in het handelsregister Kamer van Koophandel voldoende zijn om het gevraagde document te verkrijgen. Deze beroepsgrond faalt. Bij een verblijf langer dan drie maanden, zoals door eiseres beoogd, gelden de voorwaarden zoals gesteld in artikel 8.12, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
7. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte niet als economisch actief gemeenschapsonderdaan (EU-burger) heeft aangemerkt. Deze beroepsgrond faalt evenzeer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van de door eiseres overgelegde documenten terecht geconcludeerd dat eiseres niet als economisch actief gemeenschapsonderdaan (EU-burger) kan worden aangemerkt, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij werknemer of zelfstandige is (artikel 8.12, eerste lid onder a, van het Vb 2000). In navolging van verweerder is de rechtbank van oordeel dat de overgelegde jaaropgaven niet kunnen dienen als onderbouwing van het verrichten van reële en daadwerkelijke arbeid door eiseres, omdat deze jaaropgaven zien op perioden voordat eiseres is toegetreden tot de vennootschap. Voorts vermelden de grootboekmutatiekaarten enkel privé-onttrekkingen van eiseres over de maanden januari, februari en maart 2012 ter hoogte van een bedrag van € 750,- en eiseres’ winstaandeel. Daaruit blijkt niet dat eiseres reële en daadwerkelijke arbeid (heeft) verricht. Omdat eiseres zowel bij het indienen van haar aanvraag, als in de bezwaarfase gelegenheid heeft gehad bewijsstukken te overleggen en al op het aanvraagformulier vermeld stond wat eiseres ter onderbouwing diende te overleggen, bestaat geen grond voor het oordeel dat sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming.
8. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte niet als economisch niet-actief gemeenschapsonderdaan (EU-burger) heeft aangemerkt. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet kan worden aangemerkt als economisch niet-actief gemeenschapsonderdaan (EU-burger), omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor zichzelf en haar familieleden over voldoende middelen van bestaan beschikt (artikel 8.12, eerste lid onder b, van het Vb 2000). Aangezien eiseres niet heeft aangetoond dat haar echtgenoot in het bezit is van een verblijfsvergunning op grond waarvan het hem is toegestaan in Nederland als zelfstandige arbeid te verrichten en zij ook niet heeft aangetoond dat hij anderszins rechtmatig in Nederland verblijft, heeft verweerder zijn inkomsten terecht niet in aanmerking genomen bij de beoordeling of eiseres beschikt over voldoende middelen van bestaan. Tevens is niet komen vast te staan dat eiseres zelf over voldoende bestaansmiddelen beschikt.
9. Het beroep van eiseres op artikel 14 van de richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, faalt omdat het in de voorliggende zaak gaat om het al dan niet verkrijgen van rechtmatig verblijf en niet om het behouden daarvan.
10. Tot slot faalt de beroepsgrond van eiseres inzake schending van de hoorplicht in de bezwaarfase. Van de in artikel 7:2 van de Awb vervatte algemene hoorplicht kan worden afgezien indien, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is hieraan voldaan.
11. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
12. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, gelet op het feit dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op € 118,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift niet tijdig beslissen, waarde per punt € 472,00; wegingsfactor 0,25).
13. Voor vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op
€ 118,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzitter, en mr. A. Venekamp en
mr. R.A. de Wit, leden, in aanwezigheid van Z. Selkan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.