Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 433010 / KG ZA 12-1398
Vonnis in kort geding van 4 februari 2013
[eiser],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] te [[plaatsnaam]],
eiser,
advocaat: thans mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk (voorheen mr. G.I. Roos te Almere),
de Staat der Nederlanden,
(Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te ’s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. W.B. Gaasbeek te ’s-Gravenhage.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 28 januari 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Op 7 februari 2012 is eiser aangehouden in verband met een verdenking van (kort gezegd) het pogen om iemand te bewegen het misdrijf medeplegen van moord te begaan. Bij vonnis van 15 augustus 2012 van de rechtbank Amsterdam is eiser daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarop nog niet is beslist.
1.2. Bij de tenuitvoerlegging van een voorlopige hechtenis en gevangenisstraf hanteert de Minister van Veiligheid en Justitie onder meer de zogenaamde lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (hierna: de GVM-lijst). Bij plaatsing op die lijst wordt een onderscheid gemaakt tussen gedetineerden met het profiel “verhoogd”, “hoog” of “extreem”. Of een gedetineerde een verhoogd, hoog of extreem vlucht-/maatschappelijk risico vormt, wordt bepaald in het Operationeel Overleg, op grond van onder meer informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (hierna: het GRIP), het openbaar ministerie en de penitentiaire inrichting (hierna: p.i.) waar de gedetineerde verblijft. Na plaatsing op de GVM-lijst vindt in beginsel halfjaarlijks een toetsing daarvan plaats in het Operationeel Overleg.
1.3. Eiser op is 13 juni 2012 geplaatst op de GVM-lijst met de kwalificatie “hoog”. Aan deze plaatsing lag onder meer een rapport van het GRIP ten grondslag, waarin staat vermeld waarvan eiser wordt verdacht en welke omstandigheden uit onderzoek naar voren zijn gekomen. Dit betreft op de eerste plaats de omstandigheid dat eiser vanuit zijn detentie twee 18-jarige vrouwen aanstuurt om activiteiten voort te zetten voor zijn escortbedrijven, waarvoor geen vergunning is afgegeven. Aan eiser is een dwangsom opgelegd om hem te doen stoppen met zijn activiteiten. Verder wordt vermeld dat eiser een minderjarige bezoeker heeft aangestuurd om getuigen in zijn strafzaak te beïnvloeden en dat hij de voicemail van zijn slachtoffer heeft ingesproken en hem in dit bericht onder meer op grove wijze heeft uitgescholden.
1.4. De plaatsing op de GVM-lijst met de kwalificatie “hoog”, brengt met zich dat in beginsel bepaalde toezichtmaatregelen moeten worden toegepast. De maatregelen die per 19 juni 2012 (in beginsel voor de duur van een half jaar) aan eiser zijn opgelegd in de p.i. Almere hebben samengevat betrekking op de contacten van eiser met de buitenwereld en zijn bewegingsvrijheid binnen de p.i. De mededelingen die aan eiser over deze toezichtmaatregelen zijn gedaan, bevatten tevens de mededeling dat de plaatsing op de GVM-lijst is gebaseerd op de indicatoren “mediagevoelig” en “voortgezet crimineel handelen in detentie”.
1.5. Met ingang van 26 oktober 2012 zijn aan eiser in de p.i. [penitentiaire inrichting], waar hij sinds 25 oktober 2012 verblijft, vergelijkbare toezichtmaatregelen opgelegd als hiervoor onder 1.4. weergegeven, geldig tot 23 november 2012. De duur van deze maatregelen is op 24 november 2012 verlengd tot 21 december 2012. Het oorspronkelijk door eiser hiertegen ingestelde beklag heeft hij later ingetrokken.
1.6. Op 12 december 2012 heeft er een Operationeel Overleg plaatsgevonden. Daar is besloten dat de plaatsing van eiser op de GVM-lijst zal worden gehandhaafd, maar dat moet worden onderzocht of de status van eiser kan worden verlaagd van “hoog” naar “verhoogd”.
1.7. Na een gesprek tussen de vestigingsdirecteur en eiser is op 21 december 2012 aan eiser meegedeeld welke toezichtmaatregelen vanaf die datum tot en met 21 juni 2013 zijn opgelegd. Dit betreffen kort gezegd nog de maatregelen die betrekking hebben op de contacten van eiser met de buitenwereld. In de mededeling staat onder meer vermeld:
“Omdat er sterke aanwijzingen zijn dat u zich vanuit detentie bezighoudt met crimineel handelen acht ik het noodzakelijk dat uw contacten binnen en met name buiten de inrichting goed worden gevolgd.”
1.8. Eiser heeft op 28 december 2012 beklag ingesteld bij de Commissie van Toezicht tegen de onder 1.7. genoemde beslissing. De plaatsvervangend directeur heeft in dit kader op 22 januari 2013 een verweerschrift ingediend. Op dit beklag was ten tijde van de zitting in de onderhavige procedure nog niet beslist.
1.9. Het Operationeel overleg heeft op 16 januari 2013 besloten het risicoprofiel van eiser op de GVM-lijst te verlagen van “hoog” naar “verhoogd”.
2.1. Eiser vordert, zakelijk weergegeven:
- gedaagde te veroordelen om hem van de GVM-lijst af te halen, binnen 24 uur na dit vonnis;
- gedaagde te veroordelen om binnen 24 uur na dit vonnis de vestigingsdirecteur op de hoogte te stellen van zijn verwijdering van de GVM-lijst;
- gedaagde te veroordelen om binnen 24 uur na dit vonnis aan de vestigingsdirecteur te berichten dat per direct geen uitvoering gegeven dient te worden aan de circulaire beleid gedetineerde met vlucht-/maatschappelijk risico;
een en ander op straffe van een dwangsom.
2.2. Daartoe voert eiser onder meer het volgende aan. Als grondslag voor de plaatsing op de GVM-lijst wordt hem een aantal verwijten gemaakt, maar deze verwijten zijn onterecht. Zijn escortbedrijf is gesloten en hij heeft geen contact met personen buiten de p.i. om zijn bedrijf voort te zetten. De poging om een bezoeker aan te zetten om getuigen in zijn strafzaak te beïnvloeden, heeft hij op eigen initiatief gestaakt en hij ontvangt thans geen bezoek meer van familie en/of kennissen. Het inspreken van de voicemail van het slachtoffer is niet strafbaar en hiervan is ook geen aangifte gedaan. Verder is er geen media-aandacht meer voor zijn zaak en is ook niet duidelijk waarom dit tot plaatsing op de lijst moet leiden. De plaatsing op de lijst was derhalve vanaf het begin al ten onrechte en handhaving van de plaatsing daarom evenzeer. Schrapping van de lijst is dan ook gerechtvaardigd, aldus eiser.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Eiser heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat gedaagde jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven. Vastgesteld wordt verder dat de vorderingen van eiser geen betrekking hebben op de opgelegde toezichtmaatregelen waartegen beklag openstaat – en ook is ingesteld – bij de Commissie van Toezicht. De vorderingen van eiser hebben betrekking op de beslissing van het Operationeel Overleg om hem op de GVM-lijst te plaatsen en deze plaatsing te handhaven. Nu in dit kader voor eiser geen andere rechtsgang openstaat dan die bij de burgerlijke rechter, is hij ontvankelijk in zijn vorderingen.
3.2. Gedaagde heeft primair als verweer gevoerd dat de vorderingen dienen te worden afgewezen omdat er geen sprake is van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overweegt in dit kader dat elke doeltreffende rechtsmaatregel die spoedshalve is vereist en die de rechtsverhouding tussen partijen niet vaststelt als voorlopige voorziening kan worden gevraagd en verleend en dat er in kort geding ook een voorziening kan worden getroffen waarvan de gevolgen in feite niet meer herstelbaar zijn. In het licht van het vorenstaande heeft gedaagde haar standpunt onvoldoende onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
3.3. Gedaagde heeft ter zitting gewezen op haar beleid dat een verwijdering van de GVM-lijst altijd stapsgewijs plaatsvindt. Een gedetineerde met de kwalificatie “hoog” kan dus niet ineens van de lijst verwijderd worden, maar de kwalificatie zal eerst verlaagd worden naar “verhoogd”. Dit is bij eiser onlangs geschied. Dit beleid kan niet als onredelijk
worden aangemerkt, hetgeen ook in de jurisprudentie is bevestigd, aldus gedaagde. Eiser heeft hierop toegelicht dat hij zich niet op het standpunt stelt dat dit beleid onredelijk is, maar dat hij bezwaar heeft tegen het feit dat hij (überhaupt) op de lijst is geplaatst. Gelet op het vorenstaande ligt thans enkel ter beoordeling voor of het Operationeel Overleg in juni 2012 tot de plaatsing van eiser op de GVM-lijst heeft kunnen besluiten.
3.4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze plaatsing reeds meer dan een half jaar geleden is geschied, zodat van eiser verwacht had mogen worden dat hij, bij bezwaren daartegen, eerder een kort geding aanhangig had gemaakt. Dat daargelaten kan, in het licht van hetgeen hierna is vermeld, niet worden geconcludeerd dat gedaagde in redelijkheid niet tot de plaatsing van eiser op de GVM-lijst heeft kunnen komen. Hiertoe wordt vooropgesteld dat het Operationeel Overleg een grote mate van vrijheid toekomt bij haar beoordeling in deze, hetgeen meebrengt dat de voorzieningenrechter dit oordeel slechts marginaal kan toetsen. Bij deze toetsing wordt in aanmerking genomen dat vaststaat dat er een tv-uitzending is gemaakt over de zaak van eiser, die in de periode na zijn aanhouding ook aandacht heeft gekregen van andere media. Het bestempelen van de zaak van eiser als mediagevoelig in de periode tussen zijn aanhouding en zijn veroordeling ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan voor de hand, mede gelet op de aard van de zaak. Daarnaast staat vast dat, in de periode na de aanhouding van eiser en voor zijn plaatsing op de lijst, er een aantal incidenten hebben plaatsgevonden naar aanleiding van contacten van eiser met de buitenwereld. Eiser heeft immers niet betwist dat hij op de door gedaagde geschetste wijze contact heeft gezocht met het slachtoffer van het misdrijf waarvoor hij is veroordeeld. Evenmin heeft hij betwist dat hij heeft getracht getuigen te laten beïnvloeden, anders dan met zijn stelling dat hij het betreffende verzoek op eigen initiatief weer heeft ingetrokken. Daarnaast heeft eiser weliswaar betwist dat hij activiteiten heeft uitgevoerd ten behoeve van zijn illegale escortbedrijf, maar is door gedaagde aannemelijk gemaakt dat zij daarvoor wel aanwijzingen heeft. Al de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen in aanmerking nemende, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gezegd worden dat gedaagde in redelijkheid niet tot de plaatsing van eiser op de GVM-lijst heeft kunnen komen vanwege een maatschappelijk risico.
3.4. Gezien het vorenstaande zijn de vorderingen, die alle zien op de verwijdering van eiser van de GVM-lijst, niet toewijsbaar.
3.5. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.405,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 589,-- aan griffierecht;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2013.