ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/09/437935 / KG ZA 13-208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding tussen Heineken Nederland B.V. en huurder

In deze zaak heeft Heineken Nederland B.V. (hierna: Heineken) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de huurder van een bedrijfsruimte, met als doel ontruiming van het gehuurde. De huurovereenkomst dateert van 1 april 2006 en betreft een café genaamd “Ons Cafeetje”. Heineken vorderde ontruiming vanwege een huurachterstand van € 7.664,72 over de maanden december 2012 tot en met maart 2013. De huurder heeft de huur niet betaald en voerde verweer op basis van omstandigheden die haar betalingsverplichtingen zouden hebben beïnvloed, zoals inbraken en boetes voor overtredingen van het rookverbod. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huurachterstand een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormt, wat de ontbinding van de overeenkomst en de ontruiming rechtvaardigt. De rechter benadrukte dat de betalingsonmacht van de huurder niet ontslaat van de betalingsverplichtingen. De gevorderde ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De vordering van Heineken tot betaling van de huurachterstand werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat Heineken spoedeisend belang had bij deze vordering. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/437935 / KG ZA 13-208
Vonnis in kort geding van 27 maart 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Heineken Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. C.J.J. Seine te Amsterdam,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Heineken’ en ‘[gedaagde]’.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 20 maart 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst op grond waarvan [gedaagde] sinds 1 april 2006 huurder is van de bedrijfsruimte aan de [adres] te [woonplaats], laatstelijk tegen een huurprijs van € 2.529,61 per maand. [gedaagde] drijft in het gehuurde een horecaonderneming onder de naam “Ons Cafeetje”. De huurovereenkomst is vastgelegd in de akte indeplaatsstelling van 16 maart 2006, die verwijst naar de tussen Heineken en de rechtsvoorganger van [gedaagde] gesloten huurovereenkomst van 24 mei 2005. Op de tussen partijen gesloten overeenkomst zijn de door Heineken gehanteerde ‘Leverings- en Betalingsvoorwaarden Horeca’ van toepassing.
1.2. In de toepasselijke voorwaarden is onder meer bepaald dat de betalingstermijn 10 dagen is en dat de vertragingsrente 1% per maand bedraagt en dat de door Heineken te maken buitengerechtelijke (incasso)kosten voor rekening van haar wederpartij komen.
1.3. Ter financiering van haar onderneming heeft [gedaagde] op instigatie van Heineken een lening afgesloten bij de naamloze vennootschap Europese Horeca Financieringsmaatschappij N.V. (hierna ‘EHF’).
1.4. In de periode tussen november 2011 en heden heeft [gedaagde] zich geconfronteerd gezien met oplopende boetes in verband met overtredingen van het rookverbod, meerdere inbraken en toenemende concurrentie.
1.5. Mede in verband met het voorgaande heeft [gedaagde] met Heineken gesproken over verkoop van de onderneming. Tot op heden zijn de verkooppogingen zonder resultaat gebleven.
1.6. Bij brieven van 24 september 2012, 7 december 2012 en 2 januari 2013 heeft Heineken [gedaagde] verzocht de op dat moment bestaande huurachterstand te voldoen.
1.7. Bij brief van 15 februari 2013 heeft de advocaat van Heineken [gedaagde] gesommeerd de huurachterstand – in die brief becijferd op € 7.664,72 – vermeerderd met € 1.000,- aan buitengerechtelijke (incasso)kosten aan Heineken te voldoen.
1.8. [gedaagde] heeft de huur over de maanden december 2012 tot en met maart 2013 onbetaald gelaten.
2. Het geschil
2.1. Heineken vordert, zakelijk weergegeven:
I. [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen;
II. [gedaagde] te veroordelen aan Heineken te betalen € 7.664,72 ter zake van de huurachterstand over de maanden december 2012 tot en met februari 2013, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand met ingang van 1 maart 2013 en met € 2.529,61 voor iedere maand met ingang van 1 maart 2013 dat [gedaagde] het gehuurde niet zal hebben ontruimd, alsmede een bedrag van € 258,24 ter zake van buitengerechtelijke (incasso)kosten.
2.2. Daartoe stelt Heineken het volgende. Ondanks sommaties heeft [gedaagde] de huur over de maanden december 2012 tot en met maart 2013 onbetaald gelaten. Van Heineken kan niet worden gevergd dat zij [gedaagde] langer in het genot van het gehuurde laat.
Heineken maakt tevens aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke (incasso)kosten en de contractuele rente.
2.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Bij de beoordeling van de gevorderde ontruiming staat voorop dat dit een vergaande maatregel is, die in de praktijk vaak een definitief karakter zal hebben. Om die reden zal een onverwijlde ontruiming in kort geding slechts gerechtvaardigd zijn, als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst in een (eventuele) bodemprocedure zal worden ontbonden.
3.2. De door [gedaagde] erkende huurachterstand over de maanden december 2012 tot en met maart 2013 vormt een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zonder meer rechtvaardigt.
3.3. Het verweer van [gedaagde] valt in drie delen uiteen. In de eerste plaats heeft zij aangevoerd dat zij door diverse omstandigheden, waaronder de inbraken en de opgelegde rookboetes niet in staat was om de huur te betalen. Daarnaast heeft zij betoogd dat Heineken zich een onbetrouwbare zakenpartner heeft betoond doordat zij, nadat zij [gedaagde] had verleid om met extra financiering door EHF het café uit te baten, haar op geen enkele wijze tegemoet gekomen is en zij voorts heeft nagelaten om voldoende onderhoud aan het gehuurde te plegen, terwijl [gedaagde] op eigen kosten verbeteringen heeft moeten aanbrengen. Ten slotte heeft [gedaagde] aangevoerd dat ontruiming niet opportuun is, aangezien zij en Heineken er tot op heden niet in zijn geslaagd een geschikte nieuwe (onder)huurder voor de locatie te vinden, terwijl zij zelf mogelijk samen met een derde de onderneming kan voortzetten. Deze weren kunnen [gedaagde] niet baten. Redengevend daarvoor is het volgende.
3.4. De door [gedaagde] gestelde betalingsonmacht, hoe zwaarwegend deze voor haar ook is, ontslaat haar niet van haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen. Het door [gedaagde] gestelde gebrekkige onderhoud aan het schilderwerk en de belettering – waarvan Heineken heeft betoogd dat zij daarvan niet op de hoogte is – rechtvaardigen geen opschorting of gedeeltelijke ontbinding ter hoogte van de huidige betalingsachterstand. Hetzelfde geldt voor hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd met betrekking tot vermeende onheuse opstelling van Heineken. Indien zij meent dat Heineken gehouden was haar beter bij te staan dan zij heeft gedaan, dan had zij Heineken daarop moeten aanspreken en/of in onderhandeling moeten treden om de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen. Ook het betoog van [gedaagde] dat Heineken misbruik van recht maakt door thans de ontruiming te vorderen, kan niet worden gevolgd. Ongeacht de plannen van Heineken met het gehuurde kan van haar niet worden gevergd dat zij, gegeven de huidige huurachterstand, [gedaagde] in het genot van het gehuurde laat. Dit geldt temeer nu [gedaagde] ter zitting heeft verklaard dat zij geen dranken meer afneemt bij Heineken. Een en ander laat overigens onverlet dat [gedaagde] opnieuw met Heineken in onderhandeling kan treden over voortzetting van de onderneming.
3.5. Slotsom van het voorgaande is dat de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat Heineken de ontruiming niet ten uitvoer zal leggen indien partijen alsnog slagen een regeling te bereiken en deze regeling naar behoren wordt nagekomen.
3.6. Bij de beoordeling van de gevorderde huurachterstand geldt dat volgens vaste jurisprudentie ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid is geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen – maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden.
3.7. Tegenover de erkende huurachterstand staat dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat zij verbeteringen heeft aangebracht aan het gehuurde, waaronder het plaatsen van dubbelglas en aanpassingen aan de deuren. Niet valt uit te sluiten dat [gedaagde] op grond van deze verbeteringen een vorderingsrecht heeft op Heineken. Gelet hierop en nu niet is gesteld of gebleken dat Heineken spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar geldvordering, zal deze worden afgewezen.
3.8. In de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt [gedaagde] het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al het hare en de haren te ontruimen en, onder afgifte van de sleutels en onder achterlating van dat wat van Heineken is, ter algehele en vrije beschikking van Heineken te stellen;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.
WJ