ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7924
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.P. van Ham
- D.H. von Maltzahn
- A.M. Brakel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op basis van erkenning door een niet-Nederlander
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die de Nederlandse nationaliteit wilde vaststellen. De verzoeker, geboren in Suriname, was erkend door een Nederlandse vader, maar de rechtbank oordeelde dat deze vader ten tijde van de erkenning en de geboorte van de verzoeker niet in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. De verzoeker had bij zijn geboorte de Surinaamse nationaliteit verkregen en was niet meegenaturaliseerd toen zijn vader in 1980 het Nederlanderschap herwon. De rechtbank concludeerde dat de Rijkswet op het Nederlanderschap en de toen geldende wetgeving geen bepalingen bevatten die het mogelijk maken dat erkenning door een niet-Nederlander leidt tot het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank wees het verzoek af, omdat niet was gebleken dat de verzoeker een optieverklaring had afgelegd en zijn langdurig verblijf in Nederland niet als zodanig kon worden aangemerkt. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.