ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5935
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C.H.M. Lips
- J.P.F. Slijpen
- A.J.M. Arends
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep na ontbinding van rechtspersoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door [X] B.V., die inmiddels was ontbonden. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de BV al was ontbonden en niet meer bestond op het moment van het indienen van het beroep. De zaak begon met een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan eiseres was opgelegd. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar was door de inspecteur van de Belastingdienst niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had eerder al een beroep ingesteld dat door de rechtbank gegrond was verklaard, maar de situatie was veranderd door de ontbinding van de BV.
De rechtbank overwoog dat, volgens artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek, een rechtspersoon wordt ontbonden na faillietverklaring en dat er geen aandeelhouders- of bestuurderbesluit nodig is voor deze ontbinding. De rechtbank stelde vast dat eiseres op 6 mei 2010 was ontbonden en dat er geen rechtsmiddelen meer op naam van eiseres konden worden aangewend. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat er geen aanwijzingen waren dat de vereffening was heropend, zoals vereist volgens artikel 2:23c van het BW. De rechtbank wees ook op de erkenning van [B] dat hij overleg had gevoerd met de curator van zijn eigen faillissement, en niet met de curator van eiseres, wat de ontvankelijkheid van het beroep verder ondermijnde.
De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak kan door partijen binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag.