ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5334
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
WSNP-verzoek en behandeling na faillissementstoestand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling (WSNP) van verzoeker, die eerder in staat van faillissement was verklaard. Tijdens de behandeling van het faillissementsrekest op 4 december 2012 heeft verzoeker, Rijgersberg, subsidiair verzocht om toelating tot de WSNP. Het verzoekschrift was echter onvolledig en voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken. De rechtbank constateerde dat de naam van de verzoeker niet correct was ingevuld en dat het verzoekschrift niet op de juiste wijze was ingediend.
Op 2 januari 2013 werd verzoeker in staat van faillissement verklaard, en tegen dit vonnis heeft hij hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Den Haag heeft de behandeling van het hoger beroep geschorst totdat er een beslissing zou zijn genomen op het verzoek tot toelating tot de WSNP. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2010, waarin werd geoordeeld dat een verzoek tot toepassing van de WSNP mogelijk is zolang de behandeling van het faillissementsverzoek nog niet is gesloten.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat, nu het faillissement was uitgesproken, verzoeker niet meer kon verzoeken om toelating tot de WSNP via een regulier verzoek op grond van artikel 284 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker dan ook afgewezen en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Deze beslissing is genomen in het licht van de faillissementstoestand van verzoeker, die voortduurt, en de rechtbank heeft benadrukt dat alleen onder specifieke omstandigheden, zoals vernietiging van het faillissement, een verzoek tot toelating tot de WSNP mogelijk zou zijn.