ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ4131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
SGR 12/4007, SGR 12/4008, SGR 12/4009 en SGR 12/4011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonbelasting en dienstbetrekking van Poolse arbeidskrachten bij een bemiddelingsbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een bemiddelingsbedrijf, en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur legde naheffingsaanslagen loonbelasting op aan eiser voor de jaren 2006 tot en met 2009, met daarbij verzuimboeten, omdat hij van mening was dat de Poolse arbeidskrachten die via eiser bij derden werden tewerkgesteld, geen zelfstandige ondernemers waren, maar in dienstbetrekking bij eiser. Eiser had geen administratie gevoerd en de naheffingsaanslagen werden grotendeels vastgesteld op basis van informatie verkregen uit onderzoeken bij afnemers van eiser.

Tijdens de zitting wilde eiser een groot aantal stukken overleggen, waaronder aangiften en delen van de administratie, maar de rechtbank oordeelde dat dit in strijd was met een goede procesorde, aangezien verweerder herhaaldelijk om deze stukken had gevraagd zonder dat eiser deze had overgelegd. De rechtbank oordeelde op feitelijke gronden dat de Poolse arbeidskrachten bij eiser in dienstbetrekking werkzaam waren en dat de naheffingsaanslagen niet te hoog waren vastgesteld. Eiser had geen aangiften ingediend, waardoor de verzuimboeten terecht waren opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

De rechtbank benadrukte dat de bevindingen van het boekenonderzoek door eiser niet of nauwelijks waren weersproken en dat er geen vennootschapsakte aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen, de boete- en rentebeschikkingen terecht waren opgelegd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 12/4007, SGR 12/4008, SGR 12/4009 en SGR 12/4011
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 februari 2013 in de zaken tussen
[X], wonende te [Z], eiser
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2006 tot en met 2009 vier naheffingsaanslagen loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede bij beschikkingen verzuimboeten opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 4 april 2012 de naheffingsaanslagen met de boete- en rentebeschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Verweerder heeft nadere stukken in geding gebracht, waarvan afschriften aan eiser zijn gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2012 te Den Haag.
Namens eiser is [A] daar verschenen, bijgestaan door [B]. Namens verweerder is [C] verschenen, bijgestaan door [D].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Overwegingen
Feiten
1. Op 28 oktober 2009 heeft verweerder bij eiser een bedrijfsbezoek afgelegd. In zijn brief aan eiser van 22 november 2009 heeft verweerder de tijdens het bezoek gemaakte afspraken als volgt weergegeven:
“U heeft toegezegd de volgende bescheiden aan mij te doen toekomen:
- Kopie van de registratie m.b.t. het gebruik van de bedrijfsauto’s;
- Kopie van de volmacht van [eiser] inzake V.O.F. [E];
- Kopie van het v.o.f. contract (inclusief de aanvullingen) betreffende V.O.F. [E];
- Huuroverzichten en huurcontracten inzake de panden [a-straat 1] en [1 a] en [b-straat 1];
- Betalingsbewijzen van de naheffingen omzetbelasting (en/of suppleties) naar aanleiding van het controlerapport d.d. 14-05-2009 t.n.v. V.O.F. [E];
- Kopieën VAR verklaringen;
- Lijst van opdrachtgevers;
- Overzicht van de vennoten vanaf het haar 2006 betreffende V.O.F. [E];
Tevens hebben wij afgesproken dat u mij aangeeft binnen welke termijn ik de aangiften inkomstenbelasting 2006, 2007 en 2008 kan verwachten van [eiser] en van de vennoten van V.O.F. [E]. Zodra deze aangiften zijn ingediend zal er een boekenonderzoek plaats vinden inzake [eiser] en V.O.F. [E].”
2. Per brieven van 4 maart 2010 heeft verweerder eiser aan de bij het bedrijfsbezoek gemaakt afspraken herinnerd. Per brief van 29 maart 2010 deelde verweerder eiser het volgende mee:
“Uit de gesprekken d.d. 28 oktober 2009 en 25 maart 2010 is mij gebleken dat u over de jaren 2006 t/m 2010 geen administratie heeft gevoerd. Op basis van de thans in mijn bezit zijnde gegevens en de door u verstrekte gegevens stel ik mij op het standpunt dat u inhoudingsplichtig bent voor diverse Poolse werknemers.
Tijdens het gesprek d.d. 28 oktober 2009 zijn de volgende bescheiden door mij ter inzage gevraagd:
- [de in de brief van 22 november 2009 genoemde bescheiden].
Tevens zou u mij aangeven binnen welke termijn de aangiften inkomstenbelasting 2006 t/m 2009 van zowel uzelf alsmede van de vennoten van V.O.F. [E] zou kunnen worden verwacht.
Tijdens het gesprek van 25 maart 2010 is duidelijk geworden dat bovenstaande gegevens nog steeds niet ter inzage aanwezig zijn en ook niet kan worden aangegeven wanneer bovengenoemde aangiften kunnen worden verwacht. Ook na telefonisch contact met uw administrateur [gemachtigde] is daarin geen duidelijkheid verschaft. Volgens [gemachtigde] dient de financiële administratie vanaf het jaar 2006 opnieuw worden opgezet. Echter ontbreken diverse facturen en bankafschriften.
Ten name van uzelf zal ik aanslagen inkomstenbelasting 2006 t/m 2010 opleggen.
Inzake de zelfstandigheid van de diverse Poolse werknemers stel ik mij op het standpunt dat er sprake is van een “fictieve” dienstbetrekking tussen [eiser] en deze Poolse werknemers.”
3. Op 7 september 2011 heeft verweerder het rapport uitgebracht van een boekenonderzoek dat hij bij eiser heeft uitgevoerd. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:
“3 Gegevens Kamer van Koophandel
3.1 [F]
Uit de inschrijving van de KvK op 8 juni 2010 blijkt onderstaande:
- de rechtsvorm is een vennootschap onder firma;
- opgericht op 10 oktober 2006;
- opgeheven op 1 januari 2009 door het uittreden van een of meer vennoten;
- gedurende de periode 10 oktober 2006 en 1 januari 2009 waren er afwisselend en in totaal 8 vennoten;
- [eiser] is de volledig gevolmachtigde;
- het bedrijfsadres is [a-straat 2 b], [te G];
- de bedrijfsomschrijving is een klussenbedrijf;
- het aantal werkzame personen is 5;
- (…).
3.2 [E]
Uit de inschrijving van de KvK op 8 juni 2010 blijkt onderstaande:
- de rechtsvorm is een vennootschap onder firma;
- opgericht op 17 maart 2006;
- vanaf 17 maart 2006 tot 8 juni 2010 waren er afwisselend en in totaal 8 vennoten;
- [eiser] is de volledig gevolmachtigde;
- Het bedrijfsadres is [a-straat 1 a], [te G];
- De bedrijfsomschrijving is een klussenbedrijf;
- Het aantal werkzame personen is 2;
- (…).
3.3 [eiser]
Uit de inschrijving van de KvK op 8 juni 2009 blijkt onderstaande:
- de rechtsvorm is een eenmanszaak;
- datum vestiging op 1 september 2006;
- het bedrijfsadres is [a-straat 2 b], [te G];
- de bedrijfsomschrijving is een klussenbedrijf, im- en export, verhuur van transportmiddelen;
- het aantal werkzame personen is 1;
- (…).
(…)
5. Informatie uit gesprekken met [eiser]
Tijdens de gesprekken op 28 oktober 2009 en 25 maart 2010 is niet duidelijk geworden wie de boekhouder is/was en waar de administraties van [eiser], [E] en [F] zich bevonden. Zo heb ik in het bijzijn van [eiser] telefonisch gesproken met [gemachtigde]. Deze gaf aan de administratie nog niet compleet te hebben en niets te hebben ingeboekt vanaf 2006. (…). [Eiser] gaf aan dat zijn zoon vanaf 21 november 2009 de post zou meenemen en hij zou een aantal dozen meegenomen hebben om te ordenen. Wat er precies in deze dozen zit is niet duidelijk. [Eiser] had het over “belangrijke papieren van de Polen”. Hierop heb ik [eiser] aangegeven dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn administratie en dat hij zich niet achter de boekhouder kan verschuilen.
(…).
Het is onduidelijk waar de administratie zich bevindt en waaruit de administratie bestaat.
Tijdens het gesprek verklaarde [eiser] onder andere onderstaande:
- hij wist niet of er een v.o.f. contract was opgemaakt;
- hij had geen administratie van [E] en [F] in zijn bezit;
- hij houdt geen urenregistratie of zoiets dergelijks bij. Iedere Pool zou zelf bijhouden hoeveel uren deze werkt;
- De Rabobank rekening [nummer 1] staat op naam van [E]. Deze rekening zou door de Rabobank zijn opgezegd tijdens een persoonlijk gesprek met [eiser];
- de Polen zouden geen tankpasjes kunnen krijgen, daarom staan de tankpasjes op naam van [eiser];
- de brandstofkosten worden door [eiser] doorbelast. Dit gebeurt één keer per jaar in één factuur;
- de Polen maken gebruik van zijn auto’s. [Eiser] belast de kosten hiervoor door. Alleen doorbelasting van verzekeringen, wegenbelasting, afschrijving en brandstofkosten. Geen winstopslag. De doorbelasting vindt plaats als één totaalbedrag. Er wordt niet per auto doorbelast aan de desbetreffende gebruiker hiervan;
- de Polen zouden zelf bijhouden wie met welke wagen rijdt en wanneer;
- er zijn huurcontracten van de woningen aangegaan met [E] en [F].
Op 25 maart 2010 sprak ik af dat [eiser] onderstaande aan mij zou toesturen:
- kopie volmacht van [E] en [F];
- kopie v.o.f. contract en eventuele aanvullingen;
- kopie VAR verklaringen;
- huuroverzichten;
- lijst van opdrachtgevers;
- overzicht van vennoten van [E] en [F] vanaf 2006;
- financiële administratie.
Ook deze keer heb ik geen enkele reactie of stukken ontvangen, zodat ik de aanslagen naar eigen inzicht zal vaststellen. In het vervolg van dit rapport is de onderbouwing hiervan te lezen.
(…)
6.1 Administratieplicht
(…).
Tijdens het onderzoek is de administratie niet overgelegd. Het is onduidelijk waar de administratie zich bevindt, of er een administratie wordt gevoerd, waaruit de administratie bestaat en of de administratie bewaard is gebleven. Hierdoor heeft [eiser] niet voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 AWR.
6.2 Informatieplicht
(…).
Ik heb [eiser] diverse keren om informatie verzocht. Hij heeft hieraan geen enkele keer gehoor gegeven. Hierdoor heeft [eiser] niet voldaan aan de verplichtingen van artikel 47 AWR.
(…)
8 Rabobank [G]
[Eiser] heeft mij geen administratie overgelegd. Daarom ben ik bij de Rabobank in [G] langs geweest op 22 april 2010. Tijdens een gesprek met een medewerker van de Rabobank is gebleken dat:
1) de contante opnames alleen door [eiser] zijn gedaan;
2) een speciale bepaling in de overeenkomst voor het Rabo ondernemerspakket is opgenomen. Hierin staat dat de rekening ([nummer 1]) alleen een credit-rekening is;
3) [eiser] getracht heeft om voor de Polen een eigen rekening te openen. Hierdoor is de Rabobank erachter gekomen dat de KvK inschrijving op dat moment anders was dan ten tijde van het openen van de rekening (in- en uittredende vennoten). De Rabobank heeft hierop aangegeven de rekening te willen opheffen. Hierdoor kan [eiser] enkel nog na goedkeuring van de Rabobank geld opnemen, mits het saldo dit toelaat;
4) de zakelijke rekening van [F] ([nummer 2]) is opgeheven per 23 oktober 2009. Het saldo (zeer laag) is overgemaakt naar de zakelijke rekening van [E];
5) sinds enige tijd wordt de rekening van [E] gevoed door de rekening van [eiser]. Voorheen werd deze rekening gevoed door derden (opdrachtgevers).
6) rond eind 2009/begin 2010 blijkt dat het betalingsverkeer van [E] wordt omgeleid via de zakelijke rekening van [eiser] ([nummer 3]). Dit blijkt uit het gegeven dat derden (opdrachtgevers) op zijn rekening storten onder vermelding van [E].
Verder bleek uit de bankafschriften van rekeningnummer [nummer 1] dat er in totaal de volgende bedragen jaarlijks zijn ontvangen:
Tabel 1
9 Beschikbare informatie uit derden onderzoeken
Naast mijn bezoek aan de Rabobank heb ik een aantal opdrachtgevers bezocht. Dit om inzicht te krijgen in de feitelijke gang van zaken rondom [eiser]. Uit deze bezoeken heb ik onderstaande informatie verkregen;
- [eiser] regelt alles inzake de Polen;
- [eiser] verzorgt de totstandkoming van de opdracht (prijsafspraak), begeleiding en facturatie van het werk;
- alle afspraken gaan mondeling, er staat niets op papier;
- de opdrachtgevers weten de naam van de Polen niet;
- de Polen spreken geen Nederlands, Duits of Engels. Hierdoor is er niet te communiceren met hen;
- [eiser] rijdt soms de Polen zelf naar de opdrachtgever toe;
- de opdrachtgevers zijn in de veronderstelling dat zij zaken hebben gedaan met [eiser] en dat [E] zijn onderneming is;
- als de factuur niet juist is wordt er contact opgenomen met [eiser];
- als een Pool geen goed werk aflevert, dan wordt er contact opgenomen met [eiser];
- bij verfwerkzaamheden zorgt de opdrachtgever zelf voor het materiaal. De Polen verven alleen;
- de Polen worden ook ingezet om banden van de autovelgen af te draaien;
- de Polen worden ook ingezet om panden te renoveren;
- de Polen worden ook ingezet om panden te slopen.
10 Fiscale kwalificatie werkzaamheden
Een v.o.f. is (…) een (…) vorm van een maatschap. Een maatschap (…) ziet op samenwerking (…) op basis van een zekere gelijkwaardigheid. Met deze gelijkwaardigheid verdraagt zich niet dat tussen de verschillende personen een verhouding van ondergeschiktheid bestaat. Hierdoor onderscheidt de v.o.f. zich van een arbeidsovereenkomst.
Bij [E] en [F] is niet voldaan aan de voor samenwerking in verband van een v.o.f. vereiste basis van een zekere mate van gelijkwaardigheid. De Polen missen zelfstandigheid. Op basis van het voorgaande kwalificeren de Polen op fiscaal gebied niet als zelfstandige ondernemers.
Bovenstaande conclusie baseer ik op onderstaande feiten:
1) in 2008 zijn namens 19 Polen Verklaringen Arbeidsrelaties aangevraagd, die werden geweigerd omdat er geen sprake zou zijn van zelfstandig ondernemerschap van de Polen;
2) [eiser] is volledig gevolmachtigde van [E] en [F];
3) [eiser] heeft de zakelijke bankrekening van beide vennootschappen geopend en ontvangt alle bankafschriften en beschikt over alle pinpasjes en pincodes;
4) alle bankopnamen zijn door [eiser] verricht, geen enkele Pool heeft geld opgenomen;
5) [eiser] bepaalt wie waar en wanneer werkt;
6) opdrachtgevers kunnen bij [eiser] aangeven wanneer ze over iemand niet tevreden zijn;
7) [eiser] “regelt alles” met opdrachtgevers, zoals (prijs)afspraken;
8) [eiser] verzorgt facturatie aan opdrachtgevers;
9) indien er teveel gefactureerd wordt of bij andere problemen, nemen de opdrachtgevers contact op met [eiser];
10) de Polen beheersen de Nederlandse (dan wel Engelse of Duitse) taal in het geheel niet, dan wel te slecht, om bijvoorbeeld zelf een v.o.f. op te richten, een bankrekening te openen, opdrachten te acquireren dan wel afspraken te kunnen maken omtrent de uit te voeren werkzaamheden;
11) opdrachtgevers betalen [eiser] niet voor zijn bemiddeling;
12) de opdrachtgevers geven aan dat zij in de veronderstelling zijn dat [E] en [F] ondernemingen van [eiser] zijn. Ze kennen geen namen van Polen die de werkzaamheden verrichten;
13) er zijn geen v.o.f. contracten;
14) wisselende samenstelling van de “vennoten” met groot verloop zonder dat er afrekening (stakings- en openingsbalans) plaatsvindt;
(…)
15) er worden enkel “handjes” in rekening gebracht. De opdrachtgever zorgt voor het materiaal;
16) de Polen zijn zelf in de veronderstelling dat ze in dienst bij [eiser] zijn;
17) [eiser] betaalt de Polen contant per week uit. De Polen kunnen niet over de bankrekening van [E] beschikken;
18) naast de contante ontvangsten van [eiser], ontvangen de Polen geen (over)winst;
19) de huisvesting wordt verzorgd door [eiser].
20) de Polen verrichten geen investeringen;
21) er wordt geen materiaal ingekocht door de Polen; zij stellen enkel hun arbeid ter beschikking;
22) volgens de KvK zijn de Polen weliswaar volledig bevoegd, maar niet gebleken is dat de Polen op enig moment ook (allemaal) toestemming gaven en tekenden voor zaken als het sluiten van overeenkomsten, kasopnames en het in- en uittreden van vennoten;
23) de Polen slapen in panden van [eiser] en/of zijn moeder;
24) indien nodig worden de Polen door [eiser] van en naar de werkplek gereden;
25) volgens de eigen aanmelding van de eenmanszaak van [eiser] bij de Belastingdienst zou er sprake zijn van een arbeidsbemiddelingsbureau.
(…)
11 Inkomstenbelasting
(…)
[Eiser] heeft verklaard dat de Polen worden verhuurd voor € 15 tot € 17 per uur. Ook heeft hij verklaard dat de opbrengst per Pool € 7 tot € 7,5 per uur is. De winst bedraagt dan € 8,75 per uur (€ 16 - € 7,25). In een percentage uitgedrukt is dit 54,69% ((8,75 : 16)x100%).
In hoofdstuk 8 heb ik aangegeven hoe hoog de minimale ontvangsten van [eiser] zijn. Hierna geeft ik aan wat de ontvangsten zonder omzetbelasting zijn en wat de winst is. Het restant is de nettoloonbetaling.
Tabel 2
(…)
13.1 Nettoloonbetalingen
(…)
Vervolgens heb ik deze nettoloonbetalingen in de loonheffing betrokken door toepassing van het gebruteerde anoniementarief.
(…)
14.3 Naheffing loonbelasting
Naar aanleiding van het boekenonderzoek wordt op basis van artikel 20 van de AWR een naheffingsaanslag loonheffingen (excl. boete en heffingsrente) opgelegd conform de volgende specificatie:
Tabel 3
14.3.1 Verzuimboete loonheffingen
Naast het bedrag van de naheffingsaanslag leg ik een boete op van 10% met een maximum van € 4.920 per jaar, over het tijdvak 01-01-2006 t/m 30-04-2009. Dit is bepaald in artikel 67c AWR en paragraaf 24 van het BBBB. De grondslag van de boete is het belastingbedrag dat te weinig is voldaan.”
4. Op basis van de uitkomsten van het boekenonderzoek heeft verweerder eiser de onderhavige naheffingsaanslagen en boeten opgelegd.
Geschil
5. In geschil is of de naheffingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd, respectievelijk gegeven. Meer specifiek is in geschil of de Poolse arbeidskrachten werkzaam zijn geweest als zelfstandige ondernemers (standpunt eiseres) of bij eiser in dienstbetrekking zijn geweest (standpunt verweerder).
6. Eiser neemt het standpunt in dat hij niet inhoudingsplichtig was en heeft daarvoor aangevoerd dat de vennootschap onder firma geen schijnconstructie is en dat daarvan wel degelijk een akte is opgesteld. De Polen zijn in het bezit van VAR-verklaringen en aan hen zijn aangiftebiljetten IB voor ondernemers uitgereikt. Maar omdat de Polen geen Nederlands spreken heeft eiser hen in alles bijgestaan. Verder stelt eiser dat in mei 2010 aan de belastingdienst is meegedeeld dat de administratie was bijgewerkt en dat deze alsnog moest worden gecontroleerd. Omdat eiser niet inhoudingsplichtig was kan geen loonbelasting worden nageheven en moeten daarom ook de boete- en rentebeschikking worden vernietigd.
7. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de rentebeschikkingen.
8. Verweerder neemt het standpunt in dat de naheffingsaanslagen, alsmede de boete- en rentebeschikkingen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd en gegeven. Verweerder baseert zich daarbij op de uitkomsten van het boekenonderzoek.
9. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
10. Ter zitting wilde eiser een groot aantal stukken overleggen, waaronder de aangiften loonbelasting en (delen van) de administratie. Uit de overige stukken en hetgeen eiser daarover ter zitting heeft verklaard komt naar voren dat dit stukken zijn waar verweerder in de aanslag- en de bezwaarfase herhaaldelijk om heeft gevraagd, maar die eiser nimmer aan verweerder heeft overgelegd, terwijl hij al vanaf 2010 over deze stukken moet hebben beschikt. Naar het oordeel van de rechtbank is het eerst ter zitting overleggen van deze stukken daarom in strijd met een goede procesorde. De rechtbank heeft deze stukken daarom als tardief niet tot het geding toegelaten. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verweerder tijdens de zitting onvoldoende kennis kan nemen van deze stukken. De zitting is ook niet bedoeld om gezamenlijk aangifte, jaarstukken en andere tot de administratie van eiser behorende stukken door te nemen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding, zoals eiser in zijn pleitnota heeft verzocht, een hercontrole te gelasten.
11. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd op basis van de uitkomsten van het boekenonderzoek zoals vermeld in het controlerapport. De bevindingen van feitelijke aard, zoals die zijn weergegeven op pagina 9 en 10 van het controlerapport, zijn door eiser niet of nauwelijks weersproken en laten naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie toe dan dat de Poolse arbeidskrachten bij eiser in dienstbetrekking werkzaam waren. Hetgeen eiser daartegen heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te kunnen komen. De rechtbank heeft daarbij tevens overwogen dat in de gedingstukken geen vennootschapsakte aanwezig was en dat deze ook niet behoorde tot de stukken die eiser ter zitting heeft willen overleggen.
12. Bij het berekenen van de na te heffen loonheffing is verweerder uitgegaan van nettolonen zoals die naar voren zijn gekomen uit verklaringen en bankafschriften van eiser en van gegevens die verweerder heeft verkregen bij derdenonderzoeken die hij het kader van het boekenonderzoek heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze gegevens te twijfelen en eiser heeft de juistheid van de door verweerder gemaakte berekeningen niet betwist. De stelling van verweerder dat de na te heffen loonbelasting niet op de arbeidskrachten kan worden verhaald, heeft eiser evenmin betwist. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank is van oordeel dat verweerder de bedragen van de na te heffen loonheffing op de juiste wijze en naar de juiste tarieven heeft bepaald en de naheffingsaanslagen daarom niet te hoog zijn vastgesteld.
13. Tegen de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen heeft eiser geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de rentebeschikkingen zijn gegeven in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht. De boeten zijn opgelegd op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelasting (Awr) en paragraaf 24 van het BBBB 1998. Het zijn dus verzuimboeten voor het niet of niet tijdig betalen van aangiftebelastingen omdat er geen of te weinig belasting is aangegeven. Omdat vaststaat dat eiser geen aangiften heeft ingediend heeft verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 67c, eerste lid, van de Awr en gezien de hoogte van de naheffingsaanslagen, voor het jaar 2006 terecht een boete opgelegd van € 4.471 en voor elk van de daarop volgende jaren een boete van € 4.920. De rechtbank acht de boeten passend en geboden. Feiten en omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven tot matiging van de boeten wegens wanverhouding tussen de boeten en de beboetbare feiten, zijn gesteld noch gebleken.
14. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
15. De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.F. Slijpen, voorzitter, mr. R.C.H.M. Lips en mr. A.J.M. Arends, leden, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.