ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
Awb 12 / 768
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Oeigoerse vrouw en risico op schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer naar China

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oeigoerse vrouw, die vreesde voor vervolging bij terugkeer naar China. De rechtbank oordeelde dat de vrouw, die in Nederland asiel had aangevraagd, in de bijzondere belangstelling van de Chinese autoriteiten stond. Dit was gebaseerd op haar huwelijk met een Oeigoerse politiek tegenstander, haar deelname aan demonstraties en congressen, en haar langdurige verblijf in Nederland. De rechtbank concludeerde dat de vrouw een reëel risico liep op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), ondanks dat haar asielrelaas op bepaalde punten ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank verwees naar rapportages van Amnesty International en de AIVD, die de risico's voor Oeigoeren bij terugkeer naar China onderstreepten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en droeg hem op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/768
Uitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2013
inzake
[eiseres], geboren op 8 december 1990, van Chinese nationaliteit, eiseres,
gemachtigde mr. F.J.M. Schonkeren,
tegen
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, danwel diens rechtsvoorgangers,
te Den Haag, verweerder,
gemachtigde voorheen mr. E. Sweerts; thans mr. P. van Zijl.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2011 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Eiseres heeft op 6 januari 2012 tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld door de enkelvoudige kamer ter zitting van 27 september 2012, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. E. Sweerts. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek ter zitting geschorst en de zaak doorverwezen naar de meervoudige kamer. De meervoudige kamer heeft de zaak behandeld ter zitting van 11 december 2012. Eiseres is aldaar verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. P. van Zijl. Tevens aanwezig ter zitting van de meervoudige kamer was de echtgenoot van eiseres, [naam A].
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek op
13 december 2012 op grond van artikel 8:68 van de Awb heropend en partijen in de gelegenheid gesteld nadere vragen te beantwoorden. Partijen hebben respectievelijk bij brieven van 17 december 2012 en 20 december 2012 de vragen van de rechtbank beantwoord. Hierbij hebben partijen meegedeeld dat zij de rechtbank toestemming geven om uitspraak te doen zonder nadere zitting.
De rechtbank heeft het onderzoek op 25 januari 2013 gesloten.
Overwegingen
Asielrelaas
1. Ter onderbouwing van haar aanvraag heeft eiseres - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Eiseres is afkomstig uit Ürümqi, in de provincie Xinjiang, China. Zij behoort tot de Oeigoerse bevolkingsgroep. Eiseres heeft verklaard dat haar vader werkzaam was in de gevangenis van Ürümqi, een gevangenis voor politiek gevangenen. De vader van eiseres was werkzaam bij de gevangenispolitie, die voornamelijk uit Han Chinezen bestond, en was belast met het verhoor van de gevangenen. Sinds begin 2009 - er waren toen ernstige onlusten tussen Han Chinezen en Oeigoeren - werd de telefoon bij eiseres thuis afgetapt en werd in de gaten gehouden of de vader van eiseres al dan niet over zijn werk vertelde. De problemen zijn pas echt begonnen toen de vader van eiseres op een gegeven moment zag en hoorde dat drie Oeigoerse gevangenen, voordat zij in vrijheid werden gesteld, vergiftigd eten kregen toegediend en, nadat zij bewusteloos waren, een giftig infuus kregen toegediend, waardoor de gevangenen zouden overlijden. Collega’s van de vader van eiseres hebben ontdekt dat haar vader dit weet. Eiseres heeft dit vernomen op 5 november 2010. De vader van eiseres is beschuldigd van het niet steunen van de autoriteiten en is opgepakt op 10 november 2010. Op 12 november 2010 heeft eiseres zelf een ernstige waarschuwing ontvangen van de universiteit, waar zij media/communicatie studeerde, en is zij van het verder volgen van de opleiding uitgesloten. Op diezelfde datum hoorde zij dat haar vader was opgepakt. Op 13 november 2010 is eiseres na een huiszoeking meegenomen en ondervraagd door de Chinese autoriteiten over haar vader. Op 15 november 2010 heeft eiseres een paspoort van haar moeder gekregen en heeft zij haar ouderlijk huis verlaten. Door een Chinese reisagent werd zij gehuisvest op het platteland van Peking, waar zij tot
21 april 2011 verbleef. Op 21 april 2011 heeft zij haar land per vliegtuig verlaten, zogenaamd om in de Oekraïne te gaan studeren. Op diezelfde datum is zij Nederland ingereisd. Eiseres vreest dat zij door de Chinese autoriteiten zal worden gezocht, dat zij bij terugkeer naar China direct opgepakt zal worden en dat haar een (lange) gevangenisstraf te wachten staat. Ook vreest zij dat de asielaanvraag hier te lande bij de Chinese autoriteiten bekend wordt en dat dit tot problemen zal leiden. In dit verband heeft eiseres in beroep verwezen naar het thematisch ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken inzake Xinjiang van maart 2011, op grond waarvan volgens haar verwacht mag worden dat zij bij terugkeer naar China problemen zal ondervinden. Eiseres heeft daarbij, naast haar individuele problemen, gewezen op haar illegale uitreis, haar verblijf en asielaanvraag in Nederland en het feit dat zij inmiddels is gehuwd met een Oeigoerse man die politiek tegenstander is van de Chinese autoriteiten. Zij vermoedt dat de Chinese autoriteiten daarvan op de hoogte zijn. In dit verband heeft eiseres tevens verwezen naar de brief van Amnesty International (A.I.) van 28 maart 2012, waaruit blijkt dat een Oeigoer die asiel heeft aangevraagd en gedwongen wordt teruggestuurd, vrijwel zeker te maken zal krijgen met een door artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verboden behandeling.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning vormen. Die afwijzing is gebaseerd op het bepaalde in het eerste lid van artikel 31 van de Vw 2000.
3. Verweerder heeft het asielrelaas ongeloofwaardig geacht. Daartoe heeft verweerder onder meer overwogen dat eiseres onvoldoende heeft kunnen verklaren over de gestelde werkzaamheden van haar vader. Volgens verweerder mocht van eiseres meer worden verwacht als het gaat om verklaringen over de beweegredenen waarom haar vader - als Oeigoer - voor de Chinese politie is gaan werken en heeft gewerkt. Evenmin is eiseres in staat gebleken om details te verstrekken over de gestelde mishandelingen van de drie Oeigoeren in de gevangenis en de verdere gebeurtenissen, waardoor haar vader en zijn gezin in de problemen zijn geraakt. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet nader heeft kunnen onderbouwen dat de door haar gestelde verwijdering van haar school te maken zou hebben gehad met hetgeen haar vader is overkomen. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat eiseres slechts heeft aangevoerd dat zij van haar moeder heeft vernomen dat haar vader vanwege politieke redenen zou zijn opgepakt, maar eiseres heeft niet van haar moeder te horen gekregen dat zij deswege van school zou zijn gestuurd. Daarnaast is volgens verweerder de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres verder versterkt door de omstandigheid dat eiseres vrijwel geen informatie heeft kunnen verschaffen over de gestelde arrestatie van haar vader en hetgeen er daarna met hem is gebeurd. Ook heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres wisselende verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van de vraag sinds wanneer haar vader in de gaten werd gehouden. Verweerder acht het tot slot ongerijmd dat eiseres niet aan haar moeder heeft gevraagd wat zij in het huiszoekingsbevel heeft gelezen.
Gronden beroep
4. Eiseres heeft in beroep betoogd dat en waarom zij met haar individuele asielrelaas wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat zij moet worden toegelaten op de grond, bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat zij reeds vanwege haar reis naar Nederland, haar asielaanvraag, haar niet tijdige terugkeer en haar huwelijk met een Oeigoer die politiek tegenstander is van het Chinese regime bij terugkeer naar China te vrezen heeft voor een behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM. Zij heeft ter onderbouwing van dit standpunt verwezen naar het eerdergenoemd thematisch ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken inzake Xinjiang van maart 2011, waaruit volgt dat naar China terugkerende Oeigoeren worden ondervraagd om te bezien of er belastende feiten bestaan. Alleen als er geen belastende informatie wordt gevonden mag de reis worden vervolgd. Nu eiseres niet naar de Oekraïne is gereisd, maar in plaats daarvan in Nederland is gebleven en eiseres thans reeds lange tijd buiten China verblijft, zal zij bij terugkeer onder grote druk worden gezet. Bovendien heeft eiseres erop gewezen dat zij traditioneel gehuwd is met een man die zich gemanifesteerd heeft als politiek tegenstander van de Chinese autoriteiten. Inmiddels is ook het wettig huwelijk voltrokken. Eiseres heeft de vrees uitgesproken dat dit - in Nederland gesloten - huwelijk met een Oeigoerse activist bij de autoriteiten bekend zal zijn geworden. Verder heeft eiseres een brief ingebracht van A.I. van 28 maart 2012, waaruit volgt dat de Chinese autoriteiten een uitgebreid spionagenetwerk in het buitenland hebben en daarom bij terugkeer van eiseres naar China op de hoogte zijn van de omstandigheid dat zij hier te lande een asielaanvraag heeft gedaan. Verder blijkt uit genoemde rapportage van A.I. dat het aanvragen van asiel door de Chinese autoriteiten als “disloyalty to the motherland” wordt beschouwd en tot bestraffing leidt. A.I. concludeert dat een Oeigoer die asiel heeft aangevraagd en gedwongen wordt teruggestuurd, bijna zeker gedetineerd zal worden voor ondervraging en het risico zal lopen van detentie, arrestatie, strafrechtelijke vervolging en een oneerlijk proces. Volgens eiseres zijn marteling en mishandeling aan de orde van de dag in de detentiefaciliteiten in China. In dit verband heeft eiseres verwezen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, van 10 juli 2012 (AWB 12/19123 en AWB 12/19120) alsmede de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 26 juli 2012 (AWB 12/21005 en AWB 12/21004), alsmede naar de notitie van Vluchtelingenwerk Nederland van augustus 2012.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de door eiseres gestelde feiten in het verleden in China
5. De rechtbank is, marginaal toetsend, van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door eiseres gestelde feiten zoals die zich in het verleden in China hebben voorgedaan ongeloofwaardig zijn. De rechtbank sluit zich wat dit betreft aan bij verweerders argumenten zoals die hierboven in overweging 3. zijn weergegeven. De rechtbank onderstreept hierbij met name dat verweerder het bevreemdend heeft kunnen achten dat eiseres niet weet wanneer en waar haar vader is aangehouden, niet weet waar hij is/wordt vastgehouden, niet weet of haar vader officieel in staat van beschuldiging is gesteld, niet weet of er een strafproces tegen hem aanhangig is en evenmin weet te vertellen waar haar vader momenteel verblijft. Hetgeen eiseres hiertegen heeft ingebracht heeft verweerder onvoldoende mogen achten om als verklaring voor het absolute gebrek aan informatie over de vader van eiseres te kunnen worden aangemerkt.
6. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet op grond van de door haar gestelde in het verleden in China voorgevallen feiten in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
Ten aanzien van de sur-place-component
7. Eiseres heeft in beroep onderstreept dat er - los van haar relaas met betrekking tot het verleden in China - feiten en omstandigheden zijn die maken dat zij gegronde vrees voor vervolging van de zijde van de Chinese autoriteiten heeft en een reëel risico loopt van een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Deze omstandigheden zijn haar asielaanvraag in Nederland en haar langdurige verblijf hier te lande, haar huwelijk met een politiek actieve Oeigoer en haar eigen deelname aan een Oeigoerse demonstratie en aan een Oeigoers congres onder leiding van [naam B]. Eiseres heeft deze feiten en omstandigheden en het daaraan volgens haar verbonden risico onderbouwd met verschillende documenten.
8. De rechtbank zal de door eiseres in beroep ingeroepen feiten en omstandigheden en de ter onderbouwing hiervan overgelegde stukken op grond van artikel 83, eerste lid, van de Vw 2000 bij de beoordeling van het beroep betrekken, nu daarvoor geen beletselen bestaan.
9. Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 31 mei 2012, LJN: BW7962, en 21 september 2012, LJN: BX8730, is de rechtbank van oordeel dat uit het thematisch ambtsbericht van maart 2011, de brieven van A.I. van 4 oktober 2011 en 28 maart 2012 en de brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 28 november 2011, ook in onderlinge samenhang, niet volgt dat een Oeigoer die langere tijd in het buitenland heeft verbleven of van wie de autoriteiten er van op de hoogte zijn dat in het buitenland om asiel is verzocht, bij terugkeer naar China reeds daarom een gegronde vrees heeft voor vervolging en/of een reëel risico loopt van schending van artikel 3 van het EVRM.
10. Uit de nader door de rechtbank in het kader van de heropening opgevraagde informatie is naar voren gekomen dat de echtgenoot van eiseres met ingang van 28 november 2009 in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Uit de door verweerder overgelegde (concept)minuut, die aan de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd vooraf is gegaan, blijkt dat de vergunningverlening aan de echtgenoot van eiseres in belangrijke mate heeft plaatsgevonden omdat consistente en gedetailleerde verklaringen zijn afgelegd over de ontmoeting tussen de echtgenoot van eiseres en mevrouw [naam B] en er van die ontmoeting een foto is gemaakt. Verweerder heeft voorts van belang geacht dat het asielrelaas overtuigde waar het ging om groeiende betrokkenheid bij de Oeigoerse kwestie. Verweerder heeft aangenomen dat die betrokkenheid bekend is geraakt bij de Chinese autoriteiten.
11. De rechtbank acht in het geval van eiseres aannemelijk geworden dat zij in de bijzondere belangstelling van de Chinese autoriteiten is komen te staan en deswege een reëel risico loopt van een behandeling welke wordt verboden door artikel 3 van het EVRM. Daarbij acht de rechtbank doorslaggevend dat ten aanzien van eiseres sprake is van een combinatie van factoren die deze conclusie rechtvaardigt. Deze factoren betreffen haar huwelijk met een - naar de rechtbank met verweerder aanneemt bij de Chinese autoriteiten bekende - Oeigoerse politiek tegenstander van de Chinese autoriteiten, haar eigen deelname, samen met haar echtgenoot, aan een Oeigoerse demonstratie, haar deelname, samen met haar echtgenoot, aan een congres onder leiding van mevrouw [naam B], haar asielaanvraag in Nederland en haar langdurige verblijf hier te lande, een en ander in onderling verband en samenhang bezien en bezien in het licht van de door partijen ingeroepen rapportages over de situatie met betrekking tot Oeigoeren in China.
12. De rechtbank verwijst in dit verband allereerst naar het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) van 2011, uitgebracht op 1 april 2012. Pagina 23 van dit rapport vermeldt het volgende:
“De Chinese autoriteiten zijn ook geïnteresseerd in de Chinese minderheden in Nederland en houden deze nauwlettend in de gaten. Vooral Oeigoeren worden streng gecontroleerd en zelfs onder druk gezet om informatie over (contact)personen van de Oeigoerse gemeenschap te verzamelen. China probeert te infiltreren in Oeigoerse verenigingen in Nederland en is op detailniveau op de hoogte van het wel en wee binnen de organisaties. Het doel is grip en controle te krijgen en te houden op deze gemeenschap en te voorkomen dat de Oeigoerse gemeenschap zich effectief organiseert”.
Gelet op deze informatie, die bevestiging vindt in de brief van A.I. van oktober 2011 en de door eiseres overgelegde informatie van Vluchtelingenwerk Nederland, acht de rechtbank aannemelijk dat de Chinese autoriteiten niet alleen de echtgenoot van eiseres maar ook eiseres zelf in de gaten houden.
13. Voorts verwijst de rechtbank naar de pagina’s 13 en 14 van het thematisch ambtsbericht Xinjiang van maart 2011. Die vermelden dat overal waar Oeigoerse leefgemeenschappen zijn, de aanwezigheid van Chinees veiligheids- en politiepersoneel voelbaar is. Volgens een bron worden telefoongesprekken geregeld afgeluisterd, met name de gesprekken met Oeigoeren die zich in het buitenland ophouden. Iedereen die op video-opnamen voorkomt zou in principe verdacht zijn. Huizen worden doorzocht en familieleden van gezochte Oeigoeren worden volgens een bron lastiggevallen, mishandeld en onder druk gezet om informatie te verstrekken of in sommige gevallen als medeplichtige meegenomen voor verhoor. Het is niet duidelijk wat er vervolgens met hen gebeurt. Internationale mensenrechtenorganisaties zoals A.I. en Human Rights Watch roepen op geen Oeigoeren, die door de Chinese autoriteiten verdacht worden van betrokkenheid bij pro-onafhankelijkheidsgroepen of activiteiten die worden beschouwd als terrorisme, religieus extremisme of separatisme, naar China terug te sturen. Volgens deze mensenrechtenorganisaties bestaat de vrees dat teruggestuurde Oeigoeren die hiervan worden verdacht, eenmaal terug in China, mishandeling, foltering en wellicht de doodstraf te wachten staat.
14. De door eiseres overgelegde brief van A.I. van 28 maart 2012 vermeldt onder meer het volgende:
“It is Amnesty International’s assessment that, given the current political situation
in the XUAR, Uighurs who have active in overseas political and/of human rights activities and who have applied for asylum would face heightened risk of human rights violation if they are forcibly returned to China.”
Voorts:
“The human rights consequences for Uighurs who have applied for asylum, and have
subsequently been rejected and forcibly returned to China, are clear and serious. In
past years Uighurs who have been forcibly returned to China, and subsequently
were able to leave the country again, have reported being tortured, arbitrarily
detained, punished on the ground of illegally leaving the country en “betraying the
Motherland” for their actions abroad. The fact that these individuals had applied for
asylum while abroad has been grounds for authorities to suspect them of “criminal”
activity or intent”. Ethnic Uighurs of Chinese nationality who have been forcibly returned to China - from Cambodia, Kazakhstan, Malaysia, Myanmar, and Pakistan - are know to have been executed, sentenced to long prison terms after unfair trials, with many remaining unaccounted for.”;
en verder:
“According to Amnesty International’s assessment, an ethnic Uighur in China,
particularly one forcibly returned to China after having applied for political asylum, is
unlikely tot receive a fair trial.”
16. Gelet op al het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, kan het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is dat er gegronde vrees voor vervolging is en dat niet gebleken is van “substantial grounds” voor het aannemen van een reëel risico van schending van artikel 3 EVRM, de toets in rechte niet doorstaan. Naar het oordeel van de rechtbank moet worden aangenomen dat deze “substantial grounds” om te veronderstellen dat bij terugkeer naar China sprake is van een “real risk” voor een behandeling die door artikel 3 van het EVRM wordt verboden, in het geval van eiseres aanwezig zijn.
17. Gelet op het vorenstaande komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking op grond van artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
18. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 1.416,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 2 punten voor het verschijnen ter zitting (op 27 september 2012 en 11 december 2012);
• waarde per punt € 472,00;
• wegingsfactor 1.
19. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 1.416,00.
Aldus gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, voorzitter, en mr. A.F.C.J. Mosheuvel en mr. C.F.E. van Olden-Smit, als leden, in tegenwoordigheid van G.C.A. Dingemans Wierts als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State
Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
Afschriften verzonden:
?