ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1436
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verbod van verdere tenuitvoerlegging van gevangenisstraf in verband met voorarrest
In deze zaak vordert eiser, die in detentie verblijft, een verbod op de verdere tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 54 dagen. Eiser stelt dat hij te veel dagen in voorarrest heeft doorgebracht (119 dagen) en dat deze dagen verrekend dienen te worden met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf in een andere zaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht enkel betrekking heeft op de verrekening van dagen in voorarrest met betrekking tot een veroordeling voor hetzelfde feit. In dit geval is er geen sprake van een veroordeling voor hetzelfde feit, waardoor er geen wettelijke grond bestaat voor de gevraagde verrekening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in een eerdere zaak (zaak 1) een gevangenisstraf van 120 dagen heeft gekregen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk. In een andere zaak (zaak 2) is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in zaak 1 heeft gelast. Eiser heeft in zaak 2 119 dagen in voorarrest gezeten, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet kan worden verrekend met de voorwaardelijke straf uit zaak 1, omdat het om verschillende strafzaken gaat.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser moet worden afgewezen, omdat er geen wettelijke basis is voor de gevraagde verrekening. Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.405,--. Dit vonnis is uitgesproken op 28 januari 2013 door mr. G.P. van Ham.