ECLI:NL:RBDHA:2013:9960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
C-09-442102 - KG ZA 13-485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een voorgenomen strafrechtelijke ontruiming in een krakerszaak

In deze zaak, die op 14 juni 2013 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door een groep krakers, aangeduid als '[eiser ] c.s.', tegen de Staat der Nederlanden. De eisers wonen sinds 2009 in een woning in Maastricht, die eigendom is van 'Wijkontwikkelingsmij Maastricht B.V.'. De Staat heeft aangekondigd de woning te willen ontruimen op basis van verdenking van huisvredebreuk en kraken. De eisers vorderen een verbod op de ontruiming en een redelijke termijn voor vertrek, waarbij zij zich beroepen op hun huisrecht zoals vastgelegd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eisers de woning zonder toestemming van de eigenaar bewonen en dat zij derhalve kraken. De rechter heeft de relevante wetgeving inzake kraken en ontruimingen besproken, waaronder de Wet kraken en leegstand, die sinds 1 oktober 2010 van kracht is. De rechter oordeelt dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van de krakers uitvalt. De Staat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er plannen zijn voor de herontwikkeling van het gebied en dat de woning op korte termijn ontruimd moet worden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers onvoldoende hebben aangetoond dat er na de ontruiming sprake zal zijn van langdurige leegstand.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de beoordeling van de rechtmatigheid van strafrechtelijke ontruimingen, waarbij het eigendomsrecht van de eigenaar en de rechten van de krakers tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/442102 / KG ZA 13-485
Vonnis in kort geding van 14 juni 2013
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
allen wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. F.L.J. van Vloten te Maastricht,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. Limborgh te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser ] c.s.’ en ‘de Staat’.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 5 juni 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Sinds 2009 (volgens [eiser ] c.s.), dan wel sinds 2012 (volgens de Staat) bewonen [eiser ] c.s. – samen met nog een aantal personen – de woning aan de [adres] te [woonplaats], hierna te noemen ‘de woning’. Zij hebben zich op dat adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Maastricht.
1.2.
De woning, met omliggend terrein, behoort in eigendom toe aan ‘Wijkontwikkelingsmij Maastricht B.V.’. Op 24 april 2012 heeft [X] namens voormelde vennootschap aangifte bij de politie gedaan van (samengevat) huisvredebreuk met betrekking tot en kraken en illegaal bewonen van de woning.
1.3.
Bij brief van 26 april 2013 heeft de hoofdofficier van justitie van het Arrondissementsparket Maastricht aan [eiser ] c.s. bericht dat hij voornemens is de woning te laten ontruimen vanwege verdenking van [eiser ] c.s. van – kort gezegd – het kraken van de woning. Daarbij is aangekondigd dat de ontruiming uiterlijk op 21 juni 2013 zal plaatsvinden.

2.Het geschil

2.1.
[eiser ] c.s. vorderen – zakelijk weergegeven en na wijziging van eis ter terechtzitting –
primairde Staat te verbieden tot ontruiming van de woning over te (doen) gaan en
subsidiair[eiser ] c.s. een redelijke termijn van enkele maanden voor de ontruiming te gunnen, een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
2.2.
Daartoe stellen [eiser ] c.s. het volgende. De Staat is voornemens om de woning strafrechtelijk te doen ontruimen. [eiser ] c.s. beroepen zich echter op hun huisrecht, zoals vastgelegd in artikel 12 Grondwet en artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en zij stellen zich op het standpunt dat een inbreuk op dit recht een belangenafweging noodzakelijk maakt. Volgens [eiser ] c.s. dienen hun belangen te prevaleren boven die van de eigenaar van de woning. Zij wonen sinds 2009 in de woning en vormen een woongemeenschap. Zij hebben in de woning een thuis gevonden en hebben er hun persoonlijke eigendommen opgeslagen. Door ontruiming zullen zij op straat komen te staan. Eiser sub 1 heeft bovendien na een leven op straat een dak boven zijn hoofd gevonden en ontvangt een uitkering omdat hij op het adres van de woning staat ingeschreven. Ontruiming zal ertoe leiden dat eiser sub 1 zijn uitkering verliest. Weliswaar bestaan plannen voor herontwikkeling van het gebied waar de woning zich bevindt, maar er zal hoe dan ook sprake zijn van enige leegstand en de plannen zijn bovendien niet zodanig concreet dat zij – gelet op de belangen van [eiser ] c.s. – een ontruiming op korte termijn rechtvaardigen.
2.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser ] c.s. de woning bewonen zonder toestemming van eigenaren en dat zij de woning derhalve kraken.
3.2.
Bij wet van 24 juli 2010 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de Leegstandswet en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand), in werking getreden op 1 oktober 2010, is een nieuw artikel 138a Sr ingevoerd, dat een algehele strafbaarstelling van kraken bevat. Daarnaast is artikel 551a Wetboek van Strafvordering (Sv) ingevoerd, waarmee de wetgever heeft beoogd strafrechtelijke ontruimingen op grond van verdenking van overtreding van 138a Sr van een wettelijke basis te voorzien. Voor de uitoefening van de aan politie en openbaar ministerie verleende ontruimingsbevoegdheid van artikel 551a Sv is een (al dan niet onherroepelijke) veroordeling door de strafrechter niet noodzakelijk. Bij geschillen bij de civiele rechter omtrent de rechtmatigheid van een voorgenomen strafrechtelijke ontruiming zal onderzocht dienen te worden of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de krakers, in het concrete geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan. Die belangenafweging kan alleen plaatsvinden als de krakers feiten of omstandigheden aanvoeren en aannemelijk maken, die in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging nopen, waarbij als uitgangspunt zal hebben te gelden dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil (HR 28 oktober 2011, LJN BQ9880).
3.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben [eiser ] c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat na de ontruiming van de woning sprake zal zijn van langdurige leegstand, zonder uitzicht op verandering in die situatie. De Staat heeft in dat verband naar voren gebracht dat de woning in een gebied staat waar nieuwe woningen gerealiseerd moeten worden, dat de woning die [eiser ] c.s. bewonen ter voorbereiding daarop gesloopt dient te worden en dat daaraan voorafgaand nog een asbestinventarisatie moet worden uitgevoerd. Daarmee is genoegzaam gebleken dat de eigenaren van de woning er belang bij hebben dat zij op korte termijn over hun eigendom kunnen beschikken en dat [eiser ] c.s. de woning verlaten. Dat eiser sub 1 ter zitting verklaard heeft dat hij het adres van de woning nodig heeft om een uitkering te krijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Dat [eiser ] c.s. door de ontruiming hun woonruimte verliezen evenmin, terwijl deze omstandigheid bovendien reeds in de belangenafweging in abstracto door de wetgever is meegewogen. Anders dan [eiser ] c.s. kennelijk menen is niet gebleken dat de Staat door tot ontruiming over te gaan in strijd met het eigendomsrecht van [eiser ] c.s. handelt. Dat hun persoonlijke eigendommen bij ontruiming uit de woning verwijderd zullen worden, betekent immers niet dat deze eigendommen teloor gaan, terwijl [eiser ] c.s. bovendien voldoende gelegenheid hebben om hun eigendommen zelf op te slaan. Het voorgaande betekent dat een strafrechtelijke ontruiming in het onderhavige geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan, zodat de primaire vordering van [eiser ] c.s. wordt afgewezen. De wens van [eiser ] c.s. om samen een woongemeenschap te blijven vormen, legt hier tegenover voorshands onvoldoende gewicht in de schaal. Nu [eiser ] c.s. reeds bij brief van 26 april 2013 is meegedeeld dat de woning op 21 juni 2013 ontruimd zal worden, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om [eiser ] c.s. een langere termijn voor de ontruiming te gunnen. Ook de subsidiaire vordering wordt derhalve afgewezen.
3.4.
[eiser ] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser ] c.s. in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van de Staat begroot op € 1.405,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 589,-- aan griffierecht;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2013.
mvt