In deze zaak, die op 14 juni 2013 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door een groep krakers, aangeduid als '[eiser ] c.s.', tegen de Staat der Nederlanden. De eisers wonen sinds 2009 in een woning in Maastricht, die eigendom is van 'Wijkontwikkelingsmij Maastricht B.V.'. De Staat heeft aangekondigd de woning te willen ontruimen op basis van verdenking van huisvredebreuk en kraken. De eisers vorderen een verbod op de ontruiming en een redelijke termijn voor vertrek, waarbij zij zich beroepen op hun huisrecht zoals vastgelegd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eisers de woning zonder toestemming van de eigenaar bewonen en dat zij derhalve kraken. De rechter heeft de relevante wetgeving inzake kraken en ontruimingen besproken, waaronder de Wet kraken en leegstand, die sinds 1 oktober 2010 van kracht is. De rechter oordeelt dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van de krakers uitvalt. De Staat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er plannen zijn voor de herontwikkeling van het gebied en dat de woning op korte termijn ontruimd moet worden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers onvoldoende hebben aangetoond dat er na de ontruiming sprake zal zijn van langdurige leegstand.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de beoordeling van de rechtmatigheid van strafrechtelijke ontruimingen, waarbij het eigendomsrecht van de eigenaar en de rechten van de krakers tegen elkaar moeten worden afgewogen.