ECLI:NL:RBDHA:2013:9959
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot overbrenging naar België van een veroordeelde
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting, verzocht om overbrenging naar België om daar zijn gevangenisstraf van 36 maanden, opgelegd wegens diefstal met geweld, uit te zitten. Eiser had eerder verzocht om deze overbrenging, maar zijn verzoek was door de minister van Veiligheid en Justitie afgewezen. De minister had geadviseerd dat indien eiser naar België zou worden overgebracht, hij na het uitzitten van 1/3 van zijn straf voorwaardelijk in vrijheid zou kunnen worden gesteld, wat niet recht zou doen aan het Nederlandse strafvonnis. Eiser stelde dat de afwijzing van zijn verzoek onterecht was, omdat hij inmiddels al 1/3 van zijn straf had uitgezeten en er sprake was van recidive door een eerdere veroordeling in België.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister op goede gronden had kunnen besluiten het verzoek van eiser af te wijzen. De rechter benadrukte dat de Belgische wetgeving in dit geval zou leiden tot een vroegere vrijlating van eiser dan in Nederland het geval zou zijn, wat niet in overeenstemming was met de ernst van de gepleegde feiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen onrechtmatig handelen door de Staat was gebleken en wees de vordering van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van het geding.