ECLI:NL:RBDHA:2013:9481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
C-09-433780 - HA RK 12-769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling Nederlandse nationaliteit van minderjarige geboren in Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [A] en [B], in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige [C]. De verzoekers, die in Nederland wonen, vroegen de rechtbank vast te stellen dat hun dochter [C], geboren op 25 januari 2007 in Irak, vanaf haar geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De verzoekers, die zelf gevlucht zijn uit Irak en in Nederland zijn genaturaliseerd, voerden aan dat [C] uit twee Nederlandse ouders is geboren en daarom recht heeft op de Nederlandse nationaliteit.

De IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft in deze zaak geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek, omdat [C] door afstamming van een Nederlandse moeder bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg. De officier van justitie heeft zich niet inhoudelijk op het verzoek uitgelaten, maar gaf aan geen behoefte te hebben aan een zitting, wat door de rechtbank werd geïnterpreteerd als een verwijzing naar het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [B] de biologische moeder van [C] is, wat is aangetoond door een DNA-onderzoek. De rechtbank concludeert dat, op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap, [C] vanaf haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit, omdat haar moeder, [B], op dat moment de Nederlandse nationaliteit had. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoekers toegewezen en vastgesteld dat [C] vanaf haar geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/433780 / HA RK 12-769
Beschikking van 30 juli 2013
in de zaak van

1.[A],

2. [B],
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige
[C],
allen wonende te [woonplaats] ([provincie]),
verzoekers,
advocaat mr. F.P. van Straelen te Alkmaar,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Veiligheid en Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
verder te noemen: ‘de IND’,
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. C.M. Meijer.
Partijen en de officier van justitie hebben schriftelijk te kennen gegeven af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoekschrift, verzoekers onder de voorwaarde dat de rechtbank van oordeel is dat het verzoek kan worden toegewezen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 19 december 2012 ingekomen verzoekschrift,
  • de brieven van mr. Van Straelen van 12 maart 2013 en van 7 juni 2013,
  • de brieven van de IND van 28 januari 2013 en van 10 april 2013,
  • de brief van de officier van justitie van 11 juni 2013.

2.Het verzoek

Verzoekers verzoeken de rechtbank vast te stellen dat [C] vanaf haar geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Zij voeren daartoe aan dat [C] uit twee Nederlandse ouders is geboren en om die reden vanaf haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit.

3.Het standpunt van de IND en van de officier van justitie

3.1.
De IND concludeert tot toewijzing van het verzoek, omdat [C] door afstamming van een Nederlandse moeder bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg.
3.2.
De officier van justitie heeft niet inhoudelijk op het verzoek gereageerd. Uit de mededeling dat hij geen behoefte heeft aan het bijwonen van een zitting leidt de rechtbank af dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling

4.1.
[A] is op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] (Irak) geboren. Bij Koninklijk Besluit van 31 augustus 2000 heeft hij door naturalisatie de Nederlandse nationaliteit verkregen. [B] is geboren op [geboortedatum] 1971, eveneens in [geboorteplaats]. Zij heeft bij Koninklijk Besluit van 18 september 2000 door naturalisatie de Nederlandse nationaliteit verkregen.
4.2.
Verzoekers voeren aan dat zij op 24 augustus 1991 in [geboorteplaats] met elkaar in het huwelijk zijn getreden. In 1995 zijn zij met twee kinderen naar Nederland gevlucht en als vluchtelingen toegelaten. Hun derde kind is in Nederland geboren. In 2004 zijn zij met hun drie kinderen teruggekeerd naar Irak, alwaar op 25 januari 2007 [C] werd geboren. In Irak is geen aangifte van geboorte gedaan. Op 7 juli 2011 zijn verzoekers teruggekeerd in Nederland. [C] bleef achter in Irak, omdat zij geen reisdocument had. In september 2012 is het verzoekers gelukt [C] eveneens naar Nederland te halen. De gemeente [woonplaats] weigert over te gaan tot inschrijving van [C] in de gemeentelijke basisadministratie zolang haar identiteit niet deugdelijk is vastgesteld.
4.3.
Verzoekers hebben een moederschaponderzoek laten uitvoeren door Sanquin Diagnostiek te Amsterdam. In het naar aanleiding van dat onderzoek opgesteld rapport, gedateerd 28 februari 2013, komt Sanquin Diagnostiek tot de conclusie dat [B] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (een kans van 99,999%) de biologische moeder is van [C].
4.4.
Artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap bepaalt dat Nederlander is het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is. Artikel 1 lid 1 aanhef en onder c bepaalt dat onder moeder wordt verstaan, de vrouw die het kind ter wereld heeft gebracht. Verzoekers hebben met het overgelegde DNA-rapport voldoende aangetoond dat [B] de biologische moeder is van [C]. [B] is vanaf 18 september 2000 is het bezit van de Nederlandse nationaliteit. Hieruit volgt dat haar op 25 januari 2007 geboren dochter [C] vanaf haar geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Het verzoek dient derhalve te worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank stelt vast dat [C], geboren op 25 januari 2007 te [geboorteplaats] (Irak), vanaf haar geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2013.