ECLI:NL:RBDHA:2013:9453
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de eiseres in vordering tot verbod op uitzetting van haar vader
In deze zaak heeft eiseres, als wettelijk vertegenwoordiger van haar vader, de Staat der Nederlanden gedagvaard in een kort geding. Eiseres vorderde een verbod op de uitzetting van haar vader, die geen verblijfsvergunning heeft en op het punt staat te worden uitgezet naar Afghanistan. De vader is in vreemdelingenbewaring gesteld en heeft eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die is afgewezen vanwege verdenkingen van gedragingen die onder artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag vallen. Eiseres stelt dat de uitzetting van haar vader ernstige gevolgen heeft voor haar, aangezien zij lijdt aan een psychotische stoornis en een Posttraumatische Stressstoornis. De rechtbank heeft de zaak op 18 juli 2013 behandeld en op 19 juli 2013 uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vordering. De rechtbank oordeelt dat eiseres in feite opkomt tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat aan de voorgenomen uitzetting van haar vader ten grondslag ligt. Tegen dit besluit staat een bestuursrechtelijke procedure open, waarin de belangen van eiseres kunnen worden meegewogen. De voorzieningenrechter concludeert dat het niet verenigbaar is met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen dat eiseres naast de bestuursrechtelijke procedure ook de rechtmatigheid van het handelen van de Staat aan de civiele rechter kan voorleggen. Eiseres is daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en is veroordeeld in de proceskosten.