ECLI:NL:RBDHA:2013:9071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
AWB-13_458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor nieuwbouw Internationaal Strafhof in Scheveningen

In deze zaak hebben twee wijkverenigingen, Wijkvereniging Duttendel & Wittebrug en Wijkvereniging Benoordenhout, beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning die is verleend voor de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof aan de Van Alkemadelaan in Scheveningen. De rechtbank Den Haag heeft op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de beroepen ongegrond zijn verklaard. De wijkverenigingen stelden dat de vergunning in strijd was met de geldende bestemmingsplannen en dat het aantal geprojecteerde parkeerplaatsen onvoldoende was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking had op het bouwen van een kantoorgebouw met bijbehorende voorzieningen en dat de vergunninghouder, het ICC, een mobiliteitsonderzoek had laten uitvoeren. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat 511 parkeerplaatsen voldoende zouden zijn, terwijl de wijkverenigingen stelden dat er minimaal 660 parkeerplaatsen nodig waren. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid van de parkeernorm kon afwijken, gezien de specifieke omstandigheden van het project en de argumenten die door de vergunninghouder waren aangedragen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onevenredig nadeel voor de wijkverenigingen en dat de verleende vergunning in stand kon blijven. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 13/458 en AWB 13/583

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juli 2013 in de zaak tussen

1.
Wijkvereniging Duttendel & Wittebrugen
2.
Wijkvereniging Benoordenhout, te Den Haag, eiseressen,
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.C.M. Schippers).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
International Criminal Court, te
Den Haag, vergunninghouder, verder: ICC. 13/458

Procesverloop

1.1 Wijkvereniging Duttendel & Wittebrug heeft een bezwaarschrift ingediend bij verweerder, dat met toepassing van artikel 6:15, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is doorgestuurd naar de rechtbank ter behandeling als beroepschrift. Wijkvereniging Benoordenhout heeft een beroepschrift ingediend en de gronden daarna aangevuld.
1.2. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013 waarbij beide beroepen gevoegd zijn behandeld.
Wijkvereniging Duttendel & Wittebrug heeft zich laten vertegenwoordigen door
E. Schoustra en T. Ensink.
Wijkvereniging Benoordenhout heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Buter en
W. Hoekstra.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. S.J.C. Hocks. ICC heeft zich laten vertegenwoordigen door ir. J.W. Tamsma, ing. P.J. Fondse en
N.R. Bradley.

Overwegingen

2.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
Op 12 maart 2012 heeft ICC een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend ten behoeve van het Internationaal Strafhof (hierna: strafhof).
2.1.1.
Het project voorziet in het oprichten van een kantoorgebouw met bijbehorende voorzieningen en activiteiten ter plaatse van de gesloopte kazerne aan de Van Alkemadelaan 357 te Den Haag, kadastraal bekend sectie V nummer 5720.
2.1.2.
ICC heeft ten behoeve van het bouwplan een projectspecifiek mobiliteitsonderzoek laten uitvoeren door ECORYS waarin onderzoek is gedaan naar de parkeerbehoefte. Volgens het hieruit voortgevloeide Mobiliteitsplan Internationaal Strafhof Den Haag van
12 september 2012 (verder: het Mobiliteitsplan) zijn in totaal 482 plaatsen voor auto’s (428 voor medewerkers en 54 voor bezoekers) en 1 plaats voor een touringcar nodig.
2.1.3.
Het project voorziet in 1200 werkplekken. Er zijn 511 parkeerplaatsen geprojecteerd, verdeeld over twee parkeerterreinen.
2.2.
Verweerder heeft besloten de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb te volgen. Het ontwerpbesluit alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf 20 september 2012 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
2.3.
Bij brief van 27 oktober 2012, ingekomen bij verweerder op 29 oktober 2012, heeft Wijkvereniging Duttendel & Wittebrug een zienswijze ingediend.
Bij brief van 29 oktober 2012, ingekomen bij verweerder op 30 oktober 2012, heeft Wijkvereniging Benoordenhout een zienswijze ingediend.
2.4.
Bij besluit van 4 december 2012 heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend.
3. De rechtbank gaat uit van de volgende regelgeving.
3.1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog de Awb van toepassing zoals die gold tot en met
31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór
1 januari 2013.
3.2.1.
In artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar gegeven weigeringsgronden. Ingevolge het bepaalde onder c dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
3.2.2.
Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
3.2.3.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1o, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking.
3.3.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Benoordenhout (Internationaal Strafhof)". Het betrokken perceel heeft de bestemming “Maatschappelijk”. Blijkens de toelichting is deze bestemming specifiek voor het strafhof gemaakt.
3.3.1.
Ingevolge artikel 5.1 van de planregels, zijn de voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden bestemd voor (a) rechtspraak en (b) kantoor, een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
3.3.2.
Ingevolge artikel 5, lid 5.5, onder b, dient het voor de bestemming benodigde aantal parkeerplaatsen binnen het bestemmingsvlak te worden gerealiseerd.
3.3.3.
Ingevolge lid 5.5, onder c, dient het bestemmingsverkeer, waartoe fietsers, motoren, bussen en motorvoertuigen worden gerekend, binnen het bestemmingsvlak te parkeren.
3.3.4.
Ingevolge lid 5.5, onder d, bedraagt het benodigde aantal parkeerplaatsen ten behoeve van personeel 1 parkeerplaats per 2 werkenden en voor bezoekers 1 parkeerplaats per 20 werkenden.
3.3.5.
Ingevolge lid 5.5, onder e, mogen maximaal 1386 parkeerplaatsen voor personeel en bezoekers binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd.
3.3.6.
Ingevolge artikel 16, vierde lid, voor zover hier van belang, moet in voldoende mate ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s ruimte zijn aangebracht in, op of onder een gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort, volgens de parkeernormen zoals opgenomen in de regels.
3.3.7.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder f van de planregels, voor zover hier van belang, is het bevoegd gezag bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 16, vierde lid, ten behoeve van de parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto’s, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
- op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien;
- nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de regels opgenomen parkeernormen;
- het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
4.1.
Verweerder heeft toepassing gegeven aan de onder 3.3.7 bedoelde binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in de zin van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1o, van de Wabo. In essentie stelt verweerder zich op het standpunt dat het aantal benodigde parkeerplaatsen kan worden gebaseerd op het specifieke mobiliteitsprofiel van het strafhof, zoals weergegeven in het Mobiliteitsplan. Het Mobiliteitsplan gaat uit van een volledige bezetting van de 1200 werkplekken en van de aanname dat als gevolg van de verhuizing van het strafhof de gemiddelde woon-werkafstand slechts met 700 meter zal toenemen, de reistijd voor het merendeel van de werknemers met circa 2 minuten zal afnemen en het weer slechts een beperkte invloed heeft op het mobiliteitsprofiel van de werknemers. Een en ander is onder meer gebaseerd op enquêtes naar het woon-werkverkeer van de medewerkers van het strafhof op 30 september en 5 oktober 2010 en de week daarna per e-mail. Dit heeft geleid tot een behoefte van 511 parkeerplaatsen.
4.2.1. Eiseressen stellen zich op het standpunt dat ten onrechte is afgeweken van de in artikel 5.5, onder d, van de planregels neergelegde parkeernorm, die tot de aanleg van 660 parkeerplaatsen leidt. Zij voeren daartoe aan dat het Mobiliteitsplan een aantal tekortkomingen bevat, waardoor de werkelijke parkeerbehoefte hoger uitkomt dan het mobiliteitsplan als worst-case aangeeft. Wijkvereniging Benoordenhout heeft dit ter zitting uitvoerig nader toegelicht en daaraan toegevoegd dat naar haar mening het aan het Mobiliteitsplan ten grondslag liggende onderzoek niet als deskundig kan worden aangemerkt. Wijkvereniging Benoordenhout constateert een discrepantie tussen de in het bestemmingsplan opgenomen parkeernorm en de norm in de nota Parkeernormen Den Haag, vastgesteld op 10 november 2011. Laatstgenoemde parkeernorm vraagt (juist) om meer parkeerplaatsen dan de parkeernorm die in het bestemmingsplan is weergegeven. Het aantal parkeerplaatsen dat is geprojecteerd, 511, is echter minder dan hetgeen op grond van het bestemmingsplan is voorgeschreven, waardoor mogelijk parkeeroverlast in de omliggende wijken ontstaat. Wijkvereniging Duttendel & Wittebrug heeft aangevoerd dat het verdelen van de parkeerplaatsen over twee terreinen ertoe zal leiden dat de aanwezige parkeerplaatsen niet benut zullen worden, waardoor in plaats daarvan in de wijk geparkeerd zal worden.
4.2.2.
Wijkvereniging Benoordenhout voert verder aan dat het project in strijd is met artikel 5.1 van de planregels, omdat een deel van het voorterrein buiten de beveiligde zone komt te liggen en toegankelijk wordt voor het publiek.
4.2.3.
De overige in de beroepschriften en aanvullende gronden aangevoerde gronden hebben eiseressen ter zitting laten vallen.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De rechtbank bakent het geding als volgt af. De aanvraag omvat de activiteiten aanleggen, bouwen, handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, uitweg en kappen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2, eerste lid, van de Wabo. Voorts is sprake van aanhakende activiteiten bescherming van grondwater en gebiedsbescherming als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Wabo. Zoals blijkt uit 4.2. zijn alleen de toestemmingen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo, nog in geding.
5.2.
Omtrent het aantal geprojecteerde parkeerplaatsen oordeelt de rechtbank als volgt.
5.2.1.
Het bouwplan voorziet in 1200 werkplekken, zodat op grond van artikel 5, lid 5, onder d, van de planregels, 660 parkeerplaatsen benodigd zijn. Het verweer dat in de planregels geen aantal van 660 voorkomt is naar de letter juist, maar ziet eraan voorbij dat de in deze planregel neergelegde berekeningswijze, uitgaande van 1.200 werkplekken, welk aantal niet in geschil is, tot dit aantal parkeerplaatsen leidt. Eiseressen stellen zich dan ook terecht op het standpunt dat in beginsel minimaal dit aantal parkeerplaatsen dient te worden aangelegd. Aangezien slechts 511 parkeerplaatsen worden aangelegd, doet zich strijd voor met de genoemde planregel. Dat betekent tevens dat niet wordt voldaan aan artikel 16, vierde lid, van de planregels. Naar het oordeel van de rechtbank is met “de regels” in de laatste zinsnede van deze planregel ook artikel 5.5, onder d, van de planregels begrepen.
5.2.2.
Daaruit volgt dat in beginsel verweerder toepassing kan geven aan artikel 17 lid 1, aanhef en onder f, van de planregels, mits tenminste één van de drie daarin genoemde situaties zich voordoet.
5.2.3. Uit de motivering van het bestreden besluit (“Afwijken parkeernorm”) kan worden afgeleid dat verweerder ervan uit is gegaan dat de in artikel 17 lid 1, aanhef en onder f, van de planregels laatstgenoemde situatie zich in dit geval voordoet, te weten dat het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Ter zitting is door verweerder aangegeven dat hij er bij de afwijking inderdaad vanuit is gegaan dat van deze situatie sprake is.
5.2.4. Verweerder komt beoordelingsvrijheid toe bij de invulling van de voorwaarde dat het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en beleidsvrijheid bij de vraag of, als aan deze voorwaarde is voldaan, van de afwijkingsbevoegdheid gebruik gemaakt kan worden, zodat de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid door de rechter marginaal dient te worden getoetst.
5.2.5.
In essentie heeft ICC 511 parkeerplaatsen aangevraagd omdat enerzijds dit aantal volgens het Mobiliteitsplan toereikend is en anderzijds, zoals nader ter zitting uiteengezet, omdat verwezenlijking van de in de planregels voorziene 660 parkeerplaatsen zou betekenen dat te weinig ruimte overblijft om het gebouw en het bijbehorende terrein goed in te passen in het duinlandschap.
5.2.6. Dit laatste is door eiseressen op zichzelf niet bestreden, anders dan dat zij stellen dat ook een parkeergarage gebouwd had kunnen dan wel moeten worden. Dat ziet er echter aan voorbij dat verweerder op de aanvraag voor het project had te beslissen zoals die is ingediend. Gezien het voorgaande ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan het standpunt van verweerder dat verwezenlijking van 660 parkeerplaatsen in het huidige bouwplan uit ruimtelijk oogpunt op bezwaren stuit.
5.2.7.
De rechtbank ziet evenmin reden te betwijfelen dat het thans vergunde bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein voor zowel de werknemers als bezoekers. Daarbij is relevant dat de berekening die in de planregels is neergelegd en leidt tot 660 parkeerplaatsen weliswaar mede berust op de aanname dat van (maximaal) 1.200 werkplekken sprake zal zijn, maar tevens ook op een norm voor het aantal per werkplek benodigde parkeerplaatsen die niet specifiek is toegesneden op een bijzondere instelling als het ICC. Het is daarom op zichzelf niet rechtens onjuist om de precieze parkeerbehoefte van het geprojecteerde strafhof in het kader van de vergunningaanvraag te laten vaststellen. De rechtbank tekent daarbij wel aan, dat het opmerkelijk is dat dit niet al is gebeurd in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan, nu dat juist ten behoeve van het strafhof tot stand is gebracht en daarin een maatbestemming is opgenomen. De rechtbank verwijst naar de bij partijen bekende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State omtrent het bestemmingsplan, met name hetgeen daarin is opgenomen omtrent het parkeren. Dat laat onverlet dat ICC voor een geringer aantal parkeerplaatsen vergunning mag aanvragen en dat verweerder bij de beoordeling daarvan mag beoordelen of van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid van artikel 17, eerste lid, onder f, van de planregels, gebruik wordt gemaakt.
5.2.8.
De rechtbank ziet anders dan eiseressen geen reden om ECORYS niet als deskundig te beschouwen en daarom het onderzoek dat aan het Mobiliteitsplan ten grondslag ligt niet als deugdelijk aan te merken. De argumenten waarom eiseressen ECORYS niet deskundig achten zien niet op ECORYS als zodanig maar zijn ingegeven door de uitkomst van het onderzoek dat aan het Mobiliteitsplan ten grondslag is gelegd. Daarin vindt de rechtbank geen aanknopingspunten om dit onderzoek als onzorgvuldig in de zin van artikel 3:2, van de Awb te bestempelen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de respons van de enquêtes onder de medewerkers die het fundament onder het onderzoek vormen (zeer) hoog is geweest, zodat deze als representatief kunnen gelden en dat het onderzoek mede steunt op concrete gegevens over de woonplaats van de medewerkers. Verder heeft ECORYS de openbaar-vervoervoorzieningen in de bestaande situatie en in de geprojecteerde situatie bij het onderzoek betrokken. Eiseressen kunnen daarom niet volstaan met het maken van kritische kanttekeningen bij dit onderzoek en de uitkomsten daarvan. Het commentaar van eiseressen gaat bovendien uit van veronderstellingen en aannames die niet met objectieve gegevens zijn onderbouwd. Het had in dit geval op hun weg gelegen het Mobiliteitsplan te betwisten met een deskundige contra-expertise. Ter zitting heeft ICC afdoende uiteengezet waarom het verdelen van de 511 parkeerplaatsen over twee parkeerterreinen niet tot onderbenutting van de parkeercapaciteit zal leiden, zoals door Wijkvereniging Duttendel & Wittebrug is gesteld.
5.2.9.
Nu het er voor moet worden gehouden dat verwezenlijking van 660 parkeerplaatsen zowel onnodig als ruimtelijk bezwarend is, heeft verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik mogen maken om een geringer aantal te vergunnen. Verweerder heeft eveneens in redelijkheid 511 parkeerplaatsen als toereikend voor de parkeerbehoefte van ICC mogen aanmerken. Van onevenredig nadeel voor eiseressen in de vorm van parkeeroverlast in hun wijken is onvoldoende gebleken.
5.2.10.
De beroepsgronden met betrekking tot het parkeren falen. De verleende toestemming voor van het bestemmingsplan afwijkend gebruik kan daarom in stand blijven.
5.3.
De rechtbank kan Wijkvereniging Benoordenhout niet volgen in haar beroepsgrond dat het project in strijd is met artikel 5.1 van de planregels. Het gegeven dat het bedoelde voorterrein voor publiek toegankelijk is brengt niet dat het geen groen- of andere voorziening meer is die
behoort tothet strafhof. De planregels bieden geen grond voor de interpretatie dat daarvan alleen sprake is als een voorziening binnen de beveiligde zone is gelegen. Voor zover eiseressen vrezen voor verstoring van de openbare orde bij betogingen en dergelijke heeft verweerder terecht gesteld dat het om een openbare-orde kwestie gaat, die buiten de reikwijdte van het bestreden besluit valt.
6.
De beroepsgronden falen. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter, mr. C.T. Aalbers, rechter, en
mr. F. Arichi, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden naar partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.