Uitspraak
Rechtbank Den Haag
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juli 2013 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
.De door eiser aangevoerde argumenten leiden niet tot een ander oordeel. Toetsing door de rechter aan de Gw is ingevolge die bepaling niet toegestaan. De rechtbank voelt zich in haar oordeel gesteund door de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 juli 2013 (LJN
CA4026 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2013:CA4026)), waarnaar hier kortheidshalve wordt verwezen. Weliswaar geldt, gelet op dat toetsingsverbod, het uitgangspunt dat bepalingen van wetten in formele zin niet in strijd zijn met de Gw, dit neemt niet weg dat, indien de wet in formele zin bij toepassing in een concreet geval ruimte laat voor uiteenlopende besluiten, de wettelijke bepaling bij die toepassing grondwetsconform dient te worden uitgelegd. Acht de rechter bij toetsing van het uit die toepassing voortvloeiende besluit de aan de wet gegeven uitleg onjuist, dan zal de eventuele vernietiging op die grond steeds moeten zijn gebaseerd op strijd met de desbetreffende wet en niet – los daarvan – op strijd met de Gw. Dat zou immers neerkomen op een (niet- toegestane) verkapte toetsing van de wet aan de Gw. Dat in dit geval van niet- grondwetsconforme uitleg van de begrotingswet of van artikel 69, tweede lid, van de Wwb sprake is geweest, is niet gebleken. De ter zitting door eiser aangehaalde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) (LJN
BO0250 (http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BO0250)en LJN
BO0238 (http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BO0238)) maken dat niet anders. Deze uitspraken hebben betrekking op (de toetsing van) amvb's en kunnen niet succesvol ten grondslag worden gelegd aan het standpunt dat het toetsingsverbod voor begrotingswetten niet zou gelden.
BU7093 (http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BU7093)). De in het EVRM opgenomen rechten zijn niet geschreven voor de overheid, ook niet voor de decentrale overheid. Artikel 34 van het EVRM geeft een afbakening van de kring van (potentieel) rechthebbenden. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft herhaalde malen uitgemaakt (onder meer in de beslissing van 9 november 2010 inzake Demirbaş en anderen tegen Turkije, zaak nr. 1093/08 en verder; www.echr.coe.int) dat decentrale overheden geen partij zijn als bedoeld in die bepaling.