ECLI:NL:RBDHA:2013:8514
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 3.62 Wet inkomstenbelasting 2001 bij overlijden ondernemer
In deze zaak gaat het om de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001, specifiek de artikelen 3.28, 3.61 en 3.62, in het kader van de aangifte van erflater voor het jaar 2010. Eiseres, de erfgename van erflater, heeft verzocht om toepassing van artikel 3.62 na het overlijden van erflater op 15 oktober 2010. Erflater had een onderneming in een pand dat zowel woongedeelte als bedrijfsruimte omvatte. Na de staking van de onderneming in 2007, bleef het pand tot het ondernemingsvermogen behoren in afwachting van verkoop. De Belastingdienst weigerde de toepassing van artikel 3.62 en verhoogde het belastbaar inkomen van erflater met de boekwinst op de bedrijfsruimte. Eiseres betwistte deze beslissing en stelde dat de stakingswinst ten onrechte was opgenomen in het belastbare inkomen.
De rechtbank oordeelt dat artikel 3.62 alleen van toepassing is als de onderneming wordt gestaakt door het overlijden van de ondernemer. In dit geval was de onderneming al in 2007 gestaakt, waardoor de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaart. De rechtbank wijst erop dat de tekst van de wet duidelijk is en dat de redelijkheid van de wetstoepassing niet kan afwijken van de letterlijke tekst. De rechtbank concludeert dat de stakingswinst terecht is opgenomen in het belastbare inkomen van erflater voor het jaar 2010. Eiseres' argumenten over de hoogte van de stakingswinst en de toepassing van de landbouwvrijstelling worden eveneens verworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.