Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juni 2013 in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
- bij onherroepelijk vonnis van 3 augustus 2000 van de politierechter te Zutphen is veroordeeld tot een geldboete van fl. 700,- subsidiair 14 dagen hechtenis, 9 maanden ontzegging rijbevoegdheid, en een geldboete van fl. 350,- subsidiair 7 dagen hechtenis, wegens overtreding van de artikelen 163 lid 2 Wvw en 107 lid 1 Wvw (rijden onder invloed/ overige verkeersdelicten);
- bij onherroepelijk geworden vonnis van 20 november 2000 van de politierechter te Zutphen is veroordeeld tot een geldboete van € 226,89 subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens overtreding van artikel 141 lid 1 Sr (openlijke geweldpleging);
- bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 juni 2002 van de rechtbank te Rotterdam is veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar wegens overtreding van artikel 287 Sr (poging zware mishandeling);
- bij onherroepelijk geworden vonnis van 23 januari 2003 van het Gerechtshof te Arnhem is veroordeeld tot 140 uur werkstraf subsidiair 70 dagen hechtenis, wegens overtreding van artikel 326 Sr en artikel 225 lid 1 Sr (oplichting en valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd);
- bij onherroepelijk geworden vonnis van 26 augustus 2004 van de politierechter te Utrecht is veroordeeld tot een geldboete van € 220,- subsidiair 4 dagen hechtenis, wegens overtreding van de artikelen 266 lid 1 Sr en 267 ahf/ sub 2 Sr (eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening);
- bij onherroepelijk geworden vonnis van 15 december 2005 van de Rechtbank Utrecht is veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd tot 29 december 2007 wegens overtreding van artikel 287 Sr (poging tot doodslag).
19 januari 2012 het bezwaar tegen deze ongewenstverklaring gegrond verklaard en de ongewenstverklaring opgeheven. Eiser heeft tegen deze beslissing op bezwaar geen rechtsmiddel aangewend. Omdat verweerder de ongewenstverklaring heeft opgeheven en niet met terugwerkende kracht heeft ingetrokken, staat in rechte vast dat eiser vanaf
23 juni 2006 tot 19 januari 2012 als ongewenst vreemdeling moet worden aangemerkt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,- .