ECLI:NL:RBDHA:2013:7511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
C-09-347944 - HA ZA 09-3181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en benoeming deskundige in civiele procedure

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Den Haag, is een vonnis uitgesproken op 19 juni 2013 in de zaak tussen de stichting Claim Sassenheim (SCS) en de Gemeente Teylingen. De zaak betreft een vervolg op een eerder tussenvonnis van 20 februari 2013, waarin de rechtbank had besloten dat er een deskundige benoemd moest worden om de schade te begroten die SCS zou hebben geleden. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de uitgangspunten voor de schadeberekening naar voren te brengen. SCS heeft onder andere aangevoerd dat er wettelijke rente verschuldigd is over het vast te stellen schadebedrag vanaf 15 januari 2000. De rechtbank heeft de uitgangspunten voor de schadeberekening aangepast, waarbij de totale bouwkosten zijn vastgesteld op NLG 275.000,-. De rechtbank heeft ook de deskundige, de heer C.G. Plomp, benoemd om de waarde van het perceel inclusief opstallen te taxeren op een specifieke datum. De partijen zijn verplicht om een voorschot van € 2.000,- te storten voor de kosten van de deskundige. De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige zijn onderzoek zelfstandig zal verrichten en dat de zaak na het deskundigenbericht opnieuw op de rol zal komen voor uitlaten van partijen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. L. Alwin.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/347944 / HA ZA 09-3181
Vonnis van 19 juni 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING CLAIM SASSENHEIM A7257,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
eiseres,
advocaat mr. P.J. de Bruin te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke
GEMEENTE TEYLINGEN,
zetelend te Voorhout, gemeente Teylingen,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg.
Partijen zullen hierna SCS en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 februari 2013 (hierna: het tussenvonnis);
  • de akte uitlating na tussenvonnis van SCS van 20 maart 2013;
  • de akte van de Gemeente van 17 april 2013;
  • de correspondentie per e-mail van de rechtbank met partijen over de door de deskundige gewenste voorwaarden.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de onder 2.4 van het tussenvonnis vermelde uitgangspunten voor de berekening van de aan SCS toekomende schadevergoeding alsmede over de in het tussenvonnis geformuleerde vraagstelling aan de deskundige.
2.2.
Met betrekking tot de uitgangspunten voor de schadeberekening voert SCS onder meer aan dat over het vast te stellen schadebedrag vanaf 15 januari 2000 wettelijke rente verschuldigd is. Over dit punt buigt de rechtbank zich in een later stadium van de procedure.
2.3.
SCS merkt terecht op dat tot het begrip “perceel met opstallen” (2.5 van het tussenvonnis) en het begrip “onderhavige perceel inclusief opstallen” (2.6. vraag 1 van het tussenvonnis) behoren de (destijds) bestaande schuur, de (destijds) bestaande infrastructuur (zoals elektra en bronbemaling) en de hypothetisch gebouwde prefab woning (ruw casco). Bij de schadeberekening moet echter niet alleen worden uitgegaan van de kosten voor het ruwe casco van de woning ad NLG 200.000,-, maar ook, zoals de Gemeente naar voren heeft gebracht, met de bijkomende kosten van afwerking van de woning. De te verrichten taxatie heeft immers betrekking op een afgebouwde woning. De rechtbank begroot de bijkomende afwerkingskosten op NLG 75.000,-. Daarmee komen de totale bouwkosten uit op NLG 275.000,-. In zoverre past de rechtbank uitgangspunt a) onder 2.4 van het tussenvonnis aan, zodat het thans komt te luiden:
“a) [benadeelde] zou een prefab woning (ruw casco) hebben laten bouwen met een budget van NLG 200.000,- en aan afwerkingkosten zou NLG 75.000,- zijn besteed. De totale bouwkosten zouden dus NLG 275.000,- (€ 124.789,-) hebben bedragen.”
2.4.
Anders dan de Gemeente, ziet de rechtbank geen aanleiding om de deskundige te laten beoordelen of [benadeelde] kosten zou hebben moeten maken voor het bouwrijp maken. De rechtbank handhaaft dan ook uitgangspunt b) onder 2.4 van het tussenvonnis, dat geen kosten zouden zijn gemaakt voor het bouwrijp maken. Ter verduidelijking bevestigt de rechtbank dat ook de onder uitgangspunt f) genoemde kosten van bouwrijp maken nihil zouden zijn geweest.
2.5.
Volgens de Gemeente dient de deskundige ook aandacht te besteden aan de slechte locatie van de woning in de nabijheid van de A44 met de daaraan verbonden geluidsproblematiek en de problematiek van de luchtkwaliteit. De rechtbank gaat ervan uit dat de deskundige in zijn taxatie de naar zijn inzicht waardebepalende factoren met betrekking tot de locatie van de woning zal betrekken.
2.6.
Met betrekking tot het ten behoeve van de deskundige te storten voorschot van in totaal € 4.000,-, inclusief BTW, overweegt de rechtbank als volgt. Nu enerzijds de aansprakelijkheid van de Gemeente is vastgesteld en anderzijds SCS de schade begroot wenst te zien via de meer bewerkelijke wijze als beschreven onder 2.13 dan die onder 2.14 van het tussenvonnis van 14 december 2011, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat ieder de helft van het voorschot dient te storten.
2.7
De deskundige heeft de rechtbank meegedeeld dat op een eventuele werkzaamheid van hem als deskundige de "Regeling van Rentmeesters 2010" (hierna: RvR 2010) van toepassing is. Na overleg met partijen aanvaardt de rechtbank dit voorbehoud voor zover het betreft de in de artikel 12 RvR 2010 opgenomen aansprakelijkheidsbeperking. De publiekrechtelijke aard van de rechtsverhouding tussen de rechtbank en een deskundige, zoals geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, verzet zich tegen integrale toepassing van algemene voorwaarden. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat deze aansprakelijkheidsbeperking van toepassing is in de verhouding tussen de deskundige en partijen. Daarom heeft de rechtbank partijen op voorhand verzocht met deze beperking in te stemmen. Zij hebben in de onder 1.1 vermelde correspondentie te kennen gegeven de beperking te aanvaarden.
2.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige;
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer C.G. Plomp RMT RT, rentmeester NVR,
verbonden aan Plomp makelaars & taxateurs o.g.
Remiseweg 2
3438 LB Nieuwegein
tel: 030-2881250
e-mail: info@plompmakelaars.nl,
teneinde een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de volgende vragen:
1) Kunt u beredeneerd aangeven welke waarde in het economisch verkeer het onderhavige perceel inclusief opstallen zou hebben gehad op 15 december 2000, indien wordt uitgegaan van uitgangspunt a) als vermeld onder 2.3 van dit vonnis en de uitgangspunten b) t/m g) als vermeld onder 2.4 van het tussenvonnis van 20 februari 2013?;
2) Hebt u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang kunnen zijn?
3.3.
bepaalt dat ieder van partijen als voorschot op de kosten van de deskundige een bedrag van € 2.000,-, inclusief BTW, ter griffie van de rechtbank dient te deponeren door overmaking op rekening [rekeningnummer], ten name van Ministerie van Veiligheid en Justitie Arrondissement Den Haag, onder vermelding van zaak- en rolnummer C/09/347944 / HA ZA 01-3181;
3.4.
bepaalt dat de deskundige de rechtbank zal verzoeken om vaststelling van een nader voorschot indien en zodra hem in de loop van het onderzoek blijkt dat dit meer gaat kosten dan oorspronkelijk begroot;
3.5.
bepaalt dat het voorschot
uiterlijk 5 juli 2013dient te zijn bijgeschreven op de hiervoor vermelde rekening en in voorkomend geval het nadere voorschot binnen de termijn die door griffier schriftelijk wordt medegedeeld;
3.6.
bepaalt voorts dat indien de bedoelde voorschotten niet tijdig worden voldaan, de zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
3.7.
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden pas behoeft aan te vangen, nadat de griffier van deze rechtbank de deskundige zal hebben bevestigd dat het voormelde voorschot ter griffie is ontvangen;
3.8.
bepaalt dat de advocaat van SCS binnen twee weken na de datum van dit vonnis een kopie van alle gedingstukken aan de rechtbank ter beschikking zal stellen, welke stukken de griffier zal doorzenden aan de deskundige;
3.9.
bepaalt voorts dat, indien bedoelde kopie van alle gedingstukken niet tijdig aan de rechtbank ter beschikking is gesteld, de zaak na sommatie door de rechtbank, waarbij SCS een termijn van twee weken zal worden gegund om de stukken alsnog ter beschikking te stellen, wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
3.10.
bepaalt dat de deskundige, met kennisgeving aan de rechtbank, uiterlijk 24 juli 2013 met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor het tijdstip van het te verrichten onderzoek en bepaalt dat een verzoek tot uitstel van (het maken van de afspraak voor) het tijdstip van het te verrichten onderzoek met opgave van redenen aan de rechtbank dient te worden gedaan;
3.11.
bepaalt dat de deskundige het
conceptvan zijn schriftelijke en gemotiveerde rapport, uiterlijk twee maanden nadat de griffier heeft meegedeeld dat het voorschot is voldaan, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaaknummer en het rolnummer van deze zaak;
3.12.
bepaalt dat de griffier de concept-rapportage aan partijen zal zenden en dat partijen uiterlijk zich binnen drie weken na ontvangst bij akte kunnen uitspreken over deze concept-rapportage;
3.13.
bepaalt dat de griffier de hiervoor bedoelde akten aan de deskundige zal toezenden en dat de deskundige, uiterlijk drie weken na ontvangst van deze akten, zijn schriftelijke, gemotiveerde en ondertekende rapport, met een gespecificeerde declaratie, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaaknummer en het rolnummer van deze zaak;
3.14.
bepaalt dat de deskundige zijn onderzoek zelfstandig zal verrichten, ter plaatse en ten tijde als hem goeddunkt en dat hij in zijn rapport zal vermelden op welke wijze hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen alsmede of van die gelegenheid gebruik is gemaakt en, zo ja, wat dergelijke opmerkingen en verzoeken hebben ingehouden;
3.15.
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit vonnis aan de deskundige zal zenden;
3.16.
bepaalt dat twee weken nadat het deskundigenbericht bij de griffie van deze rechtbank is ingeleverd en nadat de griffier exemplaren daarvan heeft toegezonden aan partijen de zaak op de rol wordt gebracht voor uitlaten partijen over conclusie na deskundigenbericht c.q. vonnis vragen. Indien partijen opteren voor conclusie na deskundigenbericht zal SCS als eerste de conclusie nemen;
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2013.