ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ2830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-09-347944 - HA ZA 09-3181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste informatieverstrekking door gemeente over bouwmogelijkheden en schadevaststelling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag diende, is de stichting Claim Sassenheim (SCS) als eiseres opgetreden tegen de gemeente Teylingen als gedaagde. De zaak betreft de onjuiste informatie die de gemeente heeft verstrekt over de bouwmogelijkheden van een perceel aan [X]. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 14 december 2011, geoordeeld over de schadeplichtigheid van de gemeente en enkele uitgangspunten geformuleerd voor de vaststelling van de schade. De procedure omvatte een comparitie van partijen op 16 oktober 2012, waar afspraken zijn gemaakt over de schadevaststelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] een prefab woning zou hebben laten bouwen met totale bouwkosten van NLG 200.000,- (€ 90.756,-). De schadeberekening is gebaseerd op de waarde van het perceel met opstallen op 15 december 2000, minus de bouwkosten en de opbrengst van de verkoop van het perceel aan [Y]. De rechtbank heeft de deskundige drs. C.G. Plomp gevraagd om de waarde van het perceel inclusief opstallen op de peildatum te bepalen, rekening houdend met de uitgangspunten die tijdens de comparitie zijn besproken.

De rechtbank heeft ook besloten dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld tegen het tussenvonnis van heden, dat voortbouwt op het tussenvonnis van 14 december 2011. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te spreken over de uitgangspunten en de wijze van schadeberekening. De rechtbank heeft de zaak naar de rol van 20 maart 2013 verwezen voor akte aan de zijde van SCS.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/347944 / HA ZA 09-3181
Vonnis van 20 februari 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING CLAIM SASSENHEIM A7257,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
eiseres,
advocaat mr. P.J. de Bruin te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TEYLINGEN,
zetelend te Voorhout, gemeente Teylingen,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg.
Partijen zullen hierna SCS en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 juni 2012, waarbij de rechtbank een comparitie van partijen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 16 oktober 2012.
1.2. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In deze zaak is aan de orde de vaststelling van de schade die de Gemeente aan SCS dient te vergoeden als gevolg van het door de Gemeente verstrekken van onjuiste informatie over de bouwmogelijkheden van een perceel aan [X]. In aansluiting op de op dit punt tijdens de comparitie van 16 oktober 2012 met partijen gemaakte afspraken wordt het volgende overwogen.
2.2. Uitgangspunt is rechtsoverweging 2.13 van het tussenvonnis van 14 december 2011. Dit betekent dat [X], in de hypothetische situatie dat de Gemeente hem wel juist zou hebben geïnformeerd, op het perceel een woning voor zijn gezin zou hebben gebouwd en dat hierbij niet wordt aangeknoopt bij de woning die [Y] heeft gebouwd. In rechtsoverweging 4.5 van het tussenvonnis van 1 september 2010 heeft de rechtbank reeds tot uitgangspunt genomen dat [X] een woning op het perceel wilde bouwen.
2.3. Verder neemt de rechtbank thans als algemeen uitgangspunt dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de eigen verklaringen van [X] (producties K en P bij de akte van SCS van 8 februari 2012) alsmede bij de in zich in het procesdossier bevindende objectieve gegevens.
2.4. Gelet op het voorgaande formuleert de rechtbank de volgende concrete uitgangspunten:
a) [X] zou een prefab woning (ruw casco) woning hebben laten bouwen; de totale bouwkosten van de woning zouden NLG 200.000,- (€ 90.756,-) hebben bedragen.
b) Er zouden, zoals vermeld in het rapport van de door SCS ingeschakelde deskundige, geen kosten zijn geweest voor het bouwrijp maken.
c) De bestaande schuur op het perceel zou zijn gehandhaafd.
d) Nu het gesprek van [X] met de Gemeente in mei of juni 1998 heeft plaatsgevonden, wordt het ervoor gehouden dat de woning eind 1999 gereed zou zijn geweest.
e) [X] zou noch deze woning, noch zijn bestaande woning te [woonplaats] binnen afzienbare termijn hebben verkocht.
f) De bouwkosten, inclusief het bouwrijp maken, zouden zijn gefinancierd door middel van een hypotheek op de (toen hypotheekvrije) bestaande woning en/of het nieuwbouwperceel.
g) Peildatum voor de schadeberekening is 15 december 2000. SCS heeft hiermee ingestemd en blijkens zijn rapport gaat de door de Gemeente ingeschakelde deskundige eveneens van deze peildatum uit.
2.5. Op basis van deze uitgangspunten dient de schade in beginsel als volgt te worden berekend: De waarde van het perceel met opstallen op 15 december 2000 minus (de bouwkosten van de woning + de opbrengst van de verkoop van het perceel aan [Y]:
NLG 275.000,-).
2.6. Gelet op het voorgaande formuleert de rechtbank de volgende concept-vragen aan de door partijen voorgestelde deskundige drs. C.G. Plomp:
1) Kunt u beredeneerd aangeven welke waarde in het economisch verkeer het onderhavige perceel inclusief opstallen zou hebben gehad op 15 december 2000, indien wordt uitgegaan van de onder 2.4 vermelde uitgangspunten;
2) Hebt u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang kunnen zijn?
2.7. De rechtbank stelt partijen, eerst SCS, in de gelegenheid zich bij akte uit te spreken over de hiervoor vermelde uitgangspunten, de wijze van schadeberekening en de vraagstelling aan de deskundige.
2.8. In het tussenvonnis van 14 december 2011 is beslist over de schadeplichtigheid van de Gemeente en heeft de rechtbank, zoals hiervoor vermeld, enkele uitgangspunten geformuleerd voor de vaststelling van de schade. Beide partijen hebben tijdens de comparitie van 16 oktober 2012 verklaard zich op onderdelen niet te kunnen verenigen met deze beslissingen. Het openstellen van tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 14 december 2011 is niet aan de orde, aangezien de beroepstermijn inmiddels is verstreken. Gelet op de standpunten van partijen en de in deze procedure nog te verwachten (deskundigen)kosten ziet de rechtbank aanleiding ambtshalve tussentijds hoger beroep open te stellen tegen het tussenvonnis van heden, dat voortbouwt op het tussenvonnis van 14 december 2011.
2.9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. verwijst de zaak naar de rol van 20 maart 2013 voor akte aan de zijde van SCS als bedoeld in rechtsoverweging 2.7;
3.2. bepaalt dat tegen dit tussenvonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld;
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op
20 februari 2013.