ECLI:NL:RBDHA:2013:19641
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar Somalië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, die op 5 april 2013 door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was opgelegd. Eiser heeft eerder beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 10 juli 2013 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van de Vreemdelingenwet 2000 de maatregel van vrijheidsontneming gegrond verklaard kan worden indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de wet of niet gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zicht op uitzetting van eiser naar Somalië binnen een redelijke termijn is. Verweerder kon niet voldoende inzichtelijk maken wanneer eiser uitgezet kan worden, en de rechtbank concludeert dat de uitzetting niet binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder niet voldoende voortvarend heeft gehandeld door het uitzettingstraject richting Ethiopië niet eerder in te zetten, maar dat er geen verplichting was om dit traject in te zetten, gezien het gebrek aan zicht op uitzetting. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring bevolen, en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 944,- voor de rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 juli 2013 door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Heins, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.