ECLI:NL:RBDHA:2013:19453
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 11 november 2013 een beslissing genomen op een mondeling verzoek tot wraking van de rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een verzoeker die betrokken was in een geschil met het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Tijdens een zitting op 8 oktober 2013 heeft de verzoeker de rechter gewraakt, omdat hij meende dat de rechter te veel betrokken was bij de door het college ingezette rechtsgang. De rechter heeft op dat moment niet schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 28 oktober 2013, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was en zijn verzoek toelichtte. De rechter was niet ter zitting aanwezig. De verzoeker stelde dat de rechter een verkeerd beeld had gekregen van de zaak en dat dit de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat de rechter tot het moment van het wrakingsverzoek had willen uitleggen hoe de procedure was verlopen en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees bestond voor partijdigheid.
De wrakingskamer oordeelde dat de door de verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.