Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 november 2012 met producties 1 tot en met 39;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van 30 januari 2013 met producties 1 tot en met 16;
- het tussenvonnis van 13 februari 2013, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de akte inhoudende intrekking vorderingen en verduidelijking eis van 12 juni 2013;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 juni 2013 waarin een akte eiswijziging is opgenomen;
- de pleitnotities van de ter gelegenheid van de comparitie gehouden pleidooien en de ter gelegenheid van de comparitie overgelegde aanvullende producties 40 tot en met 52 van Screentime c.s. en proceskostenoverzichten van beide partijen.
2.De feiten
formatmet de naam ‘Popstars’, waarin nieuw zangtalent wordt ontdekt. ‘Popstars’ is na de introductie in Nieuw Zeeland in 1999 in meer dan 50 landen uitgezonden. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van het volgende logo:
prime time.
3.Het geschil in conventie
4.De beoordeling
prime timewerd uitgezonden, bestaat het relevante publiek uit de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van amusementsprogramma’s die op
prime timeworden uitgezonden. Met SBS c.s. is de rechtbank van oordeel dat dat publiek niet beperkt is tot televisiekijkers die specifiek geïnteresseerd zijn in talentenjachten, maar tevens bestaat uit televisiekijkers die meer in het algemeen naar amusementsprogramma’s kijken. Het feit dat het programma Popstars op
prime timein het weekend werd uitgezonden, derhalve op een tijdstip waarop SBS relatief dure reclamezendtijd aanbiedt, duidt er ook op dat beoogd werd een breed publiek te bereiken met het programma.
ex nuncdient te geschieden, voor zover de vorderingen van Screentime zien op voorkoming van toekomstige merkinbreuk2. Naast de verbodsvorderingen heeft Screentime ook de vernietiging van het SBS merk gevorderd. In dat verband beroept Screentime zich onder meer op oudere merkinschrijvingen. Omdat alleen het Popstars - the Rivals merk eerder is ingeschreven dan het SBS merk, dient de beoordeling van de inburgering van het Popstars - the Rivals merk tevens plaats te vinden ten tijde van de aanvrage van het SBS merk, dat is aangevraagd op 28 maart 2007.
ex nunc) en anno 2007 in België zijn ingeburgerd bij het relevante publiek, waardoor aan een beoordeling van inburgering in de rest van de Benelux niet wordt toegekomen. Voor dit oordeel is het volgende redengevend. In België is het programma Popstars slechts gedurende één seizoen uitgezonden op de Vlaamse televisie, te weten in 2001. Screentime heeft gesteld dat een serie uitzendingen doorgaans bestaat uit 10 afleveringen, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat het programma Popstars in België slechts tien keer is uitgezonden gericht op het Vlaamse publiek en nooit op een Belgische zender die zich richt op het Franstalige kijkerspubliek. Daarnaast is het Popstars - the Rivals merk nooit gebruikt voor een televisieprogramma gericht op het Belgische publiek.
aanzienlijkdeel van het relevantie publiek in de Benelux geen sprake kan zijn als er geen sprake is van inburgering bij het Belgische publiek. Gelet daarop behoeft de vraag of er sprake is van inburgering in Luxemburg en Nederland in het kader van de beoordeling van de geldigheid van de Screentime merken niet meer te worden beoordeeld.
bisUvP. Daardoor kan zij in Nederland ook op grond van ongeregistreerde merkrechten optreden tegen het gebruik door SBS c.s. van het teken ‘The Next Popstar’, aldus Screentime. Daarbij is tussen partijen in geschil welke maatstaf aangelegd moet worden voor een algemeen bekend merk en of het Popstars merk de toepasselijke drempel haalt.
ex nuncdient te geschieden, voor zover Screentime zich daarop beroept als grondslag voor het gevorderde inbreukverbod. Zoals hiervoor overwogen geldt deze peildatum voor de beoordeling van inburgering bij ingeschreven merken, indien de vorderingen zien op de voorkoming van inbreuk in de toekomst. Deze peildatum heeft
a fortiorite gelden voor een beroep op bescherming voor een niet-ingeschreven merk, waarbij de bescherming afhankelijk is van feitelijk gebruik. Algemene bekendheid in het verleden die niet voortduurt tot het moment dat bescherming wordt gevraagd, komt geen bescherming (meer) toe op grond van artikel 6
bisUvP.
Agreement on Trade-Related aspects of Intellectual Property Rights(hierna: het TRIPS-verdrag) bepaalt dat bij het vaststellen of een handelsmerk algemeen bekend is in de zin van artikel 6
bisUvP, rekening wordt gehouden met de bekendheid van het handelsmerk bij de desbetreffende sector van het publiek. Uit deze bepaling volgt dat van een algemeen bekend merk al sprake is als een aanzienlijk deel van het relevante publiek van de betreffende waren of diensten het merk kent. Bekendheid bij het algemene publiek van een verdragsluitende staat is niet vereist. Hiermee is, zoals Screentime terecht stelt, de drempel voor bescherming als algemeen bekend merk verlaagd door de inwerkingtreding van het TRIPS-verdrag en benadert die de drempel voor bescherming als bekend merk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE (hierna: ‘sub c’)3.
bisUvP niet volledig gelijk gesteld worden aan die voor bescherming als bekend merk ‘sub c’. Dat volgt al uit het feit dat het BVIE en de Merkenrichtlijn4 rechten toekennen aan algemeen bekende merken in de zin van artikel 6
bisUvP, die verder strekken dan de rechten toegekend aan bekende merken. Deze wetgeving kiest daarbij, ook nadat het TRIPS-verdrag in werking is getreden, voor een onderscheid tussen bekende en algemeen bekende merken. Met name bij het leerstuk van kwade trouw zijn de rechten verbonden aan een algemeen bekend merk in de zin van artikel 6
bisUvP verstrekkender dan de rechten te ontlenen aan een bekend merk in de zin van ‘sub c’. Dat duidt er op dat een algemeen bekend merk een
speciesis van een bekend merk, waarvoor een grotere bekendheid vereist is.
bisUvP biedt voor niet- geregistreerde merken. Houders van bekende merken in de zin van ‘sub c’ kunnen zich immers verzetten tegen aanhakend of afbrekend gebruik van een overeenstemmend teken voor niet-soortgelijke waren terwijl artikel 6
bisUvP uitsluitend bescherming biedt tegen verwarringsgevaar met een teken voor identieke of soorgelijke waren. Daaruit volgt volgens Screentime dat voor 6
bisUvP bescherming geen hoger bekendheidsniveau vereist is dan voor bescherming ‘sub c’. De rechtbank wijst dit betoog van de hand. Het stelsel van de Merkenrichtlijn en het BVIE neemt inschrijving in een openbaar register tot uitgangspunt voor verkrijging van merkrechten. Daarbij vormt de bescherming voor bekende merken ‘sub
6bisUvP gelijk te stellen aan een bekend merk ‘sub c’, maar dat de bescherming van algemeen bekende merken een beperktere uitzondering vormt op het systeem van eerste registratie. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat voor een algemeen bekend merk een grotere bekendheid nodig is dan voor een bekend merk in de zin van ‘sub c’.
bisUvP zich uitstrekt tot Nederland in plaats van de Benelux, omdat Nederland als verdragsluitende staat gehouden is de in dat artikel verankerde bescherming te bieden, gaat het daarbij om het relevante publiek in Nederland.
prime timeis uitgezonden. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat televisie een indringend medium vormt, dat relatief snel tot inburgering als merk kan leiden. In de jaren 2008 tot en met 2011 heeft ‘Popstars’ hoge kijkcijfers gehaald. Zo keken er naar de finale van ‘Popstars’ in 2008 meer dan twee miljoen mensen, in 2010 2,2 miljoen mensen en in 2011 1,7 miljoen mensen. Dat is een aanzienlijk bereik, ook al waren er concurrerende talentenjachten die nog hogere kijkcijfers haalden. Ook blijkt uit de door Screentime overgelegde producties (met name productie 18) dat het programma ‘Popstars’ veel publiciteit heeft gehad in de periode dat het programma werd uitgezonden.
ex nuncvormen alleen de in 4.28 geschetste artikelen uit 2012 en 2013 een onderbouwing van de gestelde algemene bekendheid. Screentime heeft nagelaten om in deze procedure een onderbouwing door middel van marktonderzoek over te
bisUvP is. De daarop gegronde verbodsvorderingen komen derhalve evenmin voor toewijzing in aanmerking.
f1° BVIE. Daarbij is van belang dat, zoals hiervoor overwogen, het woordbestanddeel ‘popstar’ in beide merken beschrijvend is en Screentime niet heeft onderbouwd dat er sprake is van overeenstemming tussen de beeldbestanddelen van beide tekens.
f1° bepaalde driejaarstermijn. In de tweede plaats wijst SBS c.s. er terecht op dat Screentime haar stelling dat de titel ‘Popstars’ in maart 2007 een algemeen bekend merk was in de Benelux door gebruik buiten de Benelux, in het geheel niet heeft onderbouwd. Voorts is niet gesteld of gebleken dat partijen voor 28 maart 2007 een rechtstreekse betrekking hadden in de zin van artikel 2.4 aanhef en onder
f2° BVIE. De omstandigheid dat SBS Broadcasting in maart 2007 moet hebben geweten dat Screentime de titel ‘Popstars’ in het buitenland gebruikte, zoals Screentime onweersproken heeft gesteld, volstaat op zich niet om vast te stellen dat SBS Broadcasting te kwader trouw was5. Ook de door Screentime gestelde overeenkomsten in de beeldbestanddelen overtuigen niet dat er sprake is van een depot te kwader trouw. Het gebruik van een ster ligt nogal voor de hand bij een talentenjacht voor een (toekomstige) ster. Beeldbestanddelen als een langgerekte ovaal en de kleuren rood, wit en zwart zijn ook niet zo onderscheidend dat dit, ondanks de afwijking van de overige beeldbestanddelen, tot de conclusie moet leiden dat er sprake is geweest van kwade trouw. De gevorderde vernietiging van het SBS merk is derhalve niet toewijsbaar.
non usus. Screentime heeft daar echter geen vordering tot vervallenverklaring aan verbonden, zodat die stelling geen beoordeling behoeft.