ECLI:NL:RBDHA:2013:19432

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
25 april 2014
Zaaknummer
AWB 09-38196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ambtsbericht AIVD en geloofwaardigheid van de vrees voor Chinese autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2013 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Chinese nationaliteit, had op 18 mei 2008 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De afwijzing was gebaseerd op een ambtsbericht van de AIVD, waarin werd gesteld dat de vermoedens van eiser over wat hem bij terugkeer naar China te wachten staat, niet plausibel waren. De rechtbank oordeelde dat het ambtsbericht als deskundigenadvies moest worden beschouwd en dat verweerder op de juistheid ervan mocht vertrouwen, tenzij er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid bestonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 1992 legaal China heeft verlaten en tijdens zijn verblijf in Nederland een nieuw paspoort heeft aangevraagd en verkregen bij de Chinese autoriteiten. Dit, in combinatie met de inhoud van het ambtsbericht, leidde de rechtbank tot de conclusie dat de vrees van eiser voor de Chinese autoriteiten niet geloofwaardig was. Eiser had weliswaar een relaas over zijn betrokkenheid bij politieke activiteiten in China en zijn lidmaatschap van een politieke partij in Nederland, maar de rechtbank vond dat de door hem aangedragen argumenten en getuigenverklaringen niet voldoende waren om de conclusies van de AIVD te weerleggen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/38196 (beroep asiel)
V-nr: [nummer]

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen:

[naam]
geboren op [geboortedatum], van Chinese nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. H.B. Boogaart, advocaat te Groningen,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, rechtsopvolger van de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 18 mei 2008 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 19 oktober 2009 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 4 juli 2013 is de rechtbank de gelegenheid geboden om kennis te nemen van de aan het individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) van 17 juli 2009 ten grondslag liggende stukken. Ten aanzien van deze stukken heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat wegens gewichtige redenen slechts de rechtbank van de inhoud van de stukken zal mogen kennisnemen.
Bij uitspraak van 4 juli 2013 heeft de rechtbank bepaald dat de beperking van de kennisneming van deze onderliggende stukken met betrekking tot het ambtsbericht van de AIVD van 17 juli 2009 gerechtvaardigd is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting is [naam], voorzitter van [partij] ([partij]) in Nederland, als getuige gehoord. Tevens was aanwezig T.Y. Siu, als tolk. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.
Eiser komt uit een intellectuele familie, die problemen heeft gehad met het communistische regime. Eiser is op [datum] op legale wijze Nederland binnengekomen en heeft tot 9 oktober 2003 hier te lande rechtmatig verblijf gehad voor studiedoeleinden. Op 18 mei 2008 heeft hij asiel gevraagd. Eiser heeft het volgende relaas aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is voor zijn vertrek uit China betrokken geweest bij politieke activiteiten, waaronder de demonstraties in [datum]op [locatie]. In Nederland is hij betrokken geraakt bij de [partij]. In dit kader heeft hij met een delegatie van de [partij] een bezoek van [persoon] aan Nederland georganiseerd in juni 2009. Ten slotte heeft hij in zijn functie van[functie] van een Chinese [blad] feiten onthuld die de Chinese autoriteiten onwelgevallig zijn. Eiser stelt dan ook bekend te zijn bij de Chinese autoriteiten en voor hen te vrezen in vluchtelingrechtelijke zin als hij zou moeten terugkeren naar China.
2.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder c en f, van de Vw 2000.
Eiser beschikt niet over een geldig grensoverschrijdingsdocument en heeft zich niet onverwijld gemeld om asiel aan te vragen. Verder heeft eiser toerekenbaar geen geldige identiteitsdocumenten overgelegd en heeft hij tijdens de aanvraag en de gehoren verzwegen dat hij een (toen nog geldig) Chinees paspoort had. Gelet op het voorgaande, is de geloofwaardigheid van eisers relaas op voorhand aangetast en wordt afbreuk gedaan aan zijn gestelde vrees voor de Chinese autoriteiten. Verweerder acht het (feitelijke) relaas van eiser wel geloofwaardig. De door eiser aan die feiten ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar China te wachten staat, acht verweerder echter niet plausibel. Verweerder legt daaraan ten grondslag dat uit een ambtsbericht van de AIVD van 17 juli 2009 (het ambtsbericht) onder meer blijkt dat eiser juist contact heeft onderhouden met de Chinese autoriteiten, waarbij is gebleken van wederzijds respect. Ook heeft hij tijdens zijn verblijf in Nederland nog een paspoort bij de Chinese autoriteiten aangevraagd en gekregen. De vrees voor de Chinese autoriteiten acht verweerder daarom ongeloofwaardig.
3.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder het feitelijke relaas geloofwaardig acht, te weten dat eiser in 1989 aanwezig was bij de demonstraties op [locatie], dat eiser feitelijk lid is van de [partij] en dat hij met een afvaardiging van de [partij] [persoon] heeft ontvangen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eiser ter zitting de beroepsgronden die hij had aangevoerd, tegen de tegenwerping van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder c en f, van de Vw 2000, heeft laten vallen.
3.2
In geschil is of verweerder de vermoedens van eiser over wat hem bij terugkeer naar China te wachten staat terecht niet plausibel heeft geacht en de geloofwaardig geachte feiten daarom terecht niet als rechtsgrond voor verlening van de gevraagde verblijfsvergunning heeft aangemerkt. Daarbij is in geschil of verweerder mocht uitgaan van de juistheid van het individueel ambtsbericht, dat hij aan het besluit ten grondslag heeft gelegd. De inhoud van het ambtsbericht luidt als volgt.
“In het kader van de uitvoering van zijn wettelijke taak beschikt de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) over de volgende betrouwbare informatie met betrekking tot [naam], geboren [geboortedatum] te Beijing China.
[naam] heeft aan SUN Weidong, de vorige Chinese consul in Nederland, informatie verschaft over de volgende in Nederland verblijvende Chinese minderheden: Falun Gong beoefenaars, Taiwanezen, Tibetanen en Oeigoeren evenals sympathisanten van voornoemde minderheden. Het contact tussen [naam] en SUN Weidong heeft over een periode van een paar jaar regelmatig plaatsgevonden en van wederzijds respect getuigd.
Uit contacten met SUN Weidong komt naar voren dat [naam] zichzelf:
  • als partijlid van de [naam]beschouwt;
  • journalist noemt van het Chinese staatspersbureau Xinhua, dat banden heeft met één of meer Chinese geheime diensten, en van het Chinees Volksdagblad. Beide media hebben een kantoor in Brussel.
Aan [naam] is een op eigen naam gesteld Chinees paspoort afgegeven dat tot 20 juli 2009 geldig is.”
4.
Eiser heeft in beroep naar voren gebracht waarom de verklaringen van de in het ambtsbericht genoemde Sun Weidong niet te rijmen zijn met hetgeen eiser heeft verklaard over zijn activiteiten in China en in Nederland. Eiser heeft ook een verklaring van [naam], voorzitter van de [partij], overgelegd waaruit blijkt dat de verklaringen van Sun Weidong niet juist zijn. Hij merkt ook op dat Sun Weidong behoort tot de Chinese autoriteiten en dat daarom niet kan worden afgegaan op wat hij over eiser zou hebben verklaard. Verweerder mocht daarom niet zonder meer vertrouwen op het individueel ambtsbericht. Verweerder heeft een vergewisplicht, zeker nu eiser de juistheid van het ambtsbericht gemotiveerd heeft betwist. Ter zitting heeft eiser aangevuld dat hij openbare informatie heeft verschaft aan Sun Weidong en dat de Aziatische cultuur anders is dan de Westerse. Omdat hij en Sun Weidong uit dezelfde streek komen, bestond tussen hen een vriendschappelijke basis. Er is ook voor iedere Chinees hier te lande een zeker belang bij goede contacten met de ambassade, bijvoorbeeld om een terugkeervisum te verkrijgen. Eiser stelt dat de uit die goede contacten getrokken conclusies, zoals opgenomen in het ambtsbericht, echter absoluut niet juist zijn en een verkeerde interpretatie zijn van deze contacten. Ten aanzien van het aangevraagde en in 2004 verkregen paspoort heeft eiser aangevuld dat de Chinese autoriteiten hem dat niet konden onthouden en dat hij toen nog niet actief was voor de [partij].
De rechtbank overweegt het volgende.
5.1
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, kan een door verweerder aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd individueel ambtsbericht van de AIVD worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Daartoe dient het op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie te verschaffen, onder aanduiding – voor zover mogelijk en verantwoord – van de bronnen, waaraan dit is ontleend. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de besluitvorming op een asielaanvraag van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
5.2
De rechtbank heeft bepaald dat de beperking van de kennisneming van de onderliggende stukken met betrekking tot het ambtsbericht gerechtvaardigd is. Nu beide partijen daartoe toestemming hebben gegeven, zal de rechtbank mede op grond van de vertrouwelijke onderliggende stukken uitspraak doen.
5.3
Na (opnieuw) kennisneming van de aan het ambtsbericht ten grondslag liggende stukken op 23 september 2013, is de rechtbank van oordeel dat verweerder van de juistheid van het individueel ambtsbericht heeft mogen uitgaan. De rechtbank acht het individueel ambtsbericht inzichtelijk en is, gelet op de herkomst en inhoud van de onderliggende informatie, van oordeel dat de onderliggende stukken de conclusies in het individueel ambtsbericht kunnen dragen.
5.4
De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangevoerd dat het ambtsbericht niet (voldoende) inzichtelijk is, maar dat de daarin vervatte conclusies niet juist zijn en verweerder daarvan niet zonder meer uit mag gaan. Gelet op hetgeen in overwegingen 5.1 tot en met 5.3 is overwogen, dient eiser concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het individueel ambtsbericht aan te dragen, om de inhoud daarvan te kunnen betwisten. De rechtbank is van oordeel dat de enkele stellingen dat sprake is van een verkeerde interpretatie door de AIVD en dat de informatie waarover de AIVD beschikt, dient te worden gezien in een context, waarin de contacten die eiser had met de voormalige consul zijn gekleurd door een soort vriendschap vanwege een gemeenschappelijke herkomst alsmede door eigen belang in verband met het kunnen verkrijgen van een visum, niet als concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het ambtsbericht kunnen worden aangemerkt. Daarnaast bieden de verklaringen van [naam] evenmin een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het ambtsbericht, nu de verklaringen van deze getuige niet noemenswaardig afwijken van hetgeen verweerder reeds geloofwaardig acht, namelijk dat eiser feitelijk lid is van de [partij] en heeft deelgenomen aan een forum waarbij hij [persoon] heeft ontmoet. Dat de voorzitter niet gelooft dat eiser een “spion” is en journalist van het communistische persbureau Nieuw China, dat het normaal zou zijn dat eiser soms antwoorden gaf op vragen van de vroegere consul over openbare informatie en dat eiser werkzaamheden voor de voorzitter en het [partij] zou verrichten, is onvoldoende om de conclusies uit het ambtsbericht te weerleggen. Een en ander laat immers onverlet dat eiser vriendschappelijke contacten had met de voormalige Chinese consul, zichzelf beschouwt als lid van de [naam]en zich journalist van het Chinese staatspersbureau noemt.
5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het ambtsbericht aan zijn besluit ten grondslag kunnen leggen. Op grond van voormeld ambtsbericht, in samenhang met de niet betwiste feiten dat eiser China in 1992 legaal is uitgereisd en hij tijdens zijn verblijf in Nederland een nieuw paspoort bij de Chinese autoriteiten heeft aangevraagd en verkregen, heeft verweerder voorts kunnen concluderen dat eisers vrees voor de Chinese autoriteiten niet plausibel is. Aan de pas ter zitting door de gemachtigde gegeven verklaring dat eiser op het moment van de paspoortaanvraag nog niet actief was voor de [partij], hecht de rechtbank niet de waarde die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Verweerder heeft daarom terecht geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning.
6.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van den Bergh, voorzitter, en mrs. R.A. Sipkens en A.E.J.M. Gielen, rechters, in aanwezigheid van mr. E.A. Kreb, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2013.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: EK
Coll.:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.