ECLI:NL:RBDHA:2013:19214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
AWB 13/11504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot het dossier en het inzagerecht in visumaanvragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres, van Cambodjaanse nationaliteit, had een visum voor kort verblijf aangevraagd om bij haar referent te verblijven. De aanvraag werd op 20 november 2012 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 8 april 2013 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 14 augustus 2013 werd duidelijk dat de verweerder geen gevolg had gegeven aan het verzoek van de referent om inzage in de stukken in de bezwaarfase. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit onzorgvuldig was voorbereid, aangezien eiseres niet was gehoord en pas in beroep geconfronteerd werd met bepaalde informatie. De rechtbank oordeelde dat het recht op inzage in het dossier een essentieel onderdeel is van het verdedigingsbeginsel en dat eiseres recht had op alle op de zaak betrekking hebbende stukken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 944, en moest het betaalde griffierecht van € 160 aan eiseres worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. H.H. Kielman, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Assen
Afdeling bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/11504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2013 in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op:[datum],
van Cambodjaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. J.M. Walther),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van een visum voor kort verblijf, afgewezen.
Bij besluit van 8 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2013. Referent is verschenen, eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres heeft een visum voor kort verblijf aangevraagd voor verblijf bij [naam] (referent).
2.
Het bestreden besluit gaat over de weigering van het visum omdat het risico van illegale immigratie aanwezig is.
3.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid aangezien referent namens eiseres in de bezwaarfase om toezending van de stukken heeft verzocht, doch dat verweerder daar geen gehoor aan heeft gegeven.
3.2. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat over het hoofd is gezien dat de stukken niet zijn verzonden, maar dat eiseres in beroep heeft kunnen reageren op de stukken en dit via haar gemachtigde ook heeft gedaan.
3.3
Ingevolge artikel 7:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage. Ingevolge het vierde lid kunnen belanghebbenden van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.
3.4
Vast staat dat referent namens eiseres bij brief van 4 december 2012 bezwaar heeft gemaakt tegen de weigering van de minister om eiseres een visum voor kort verblijf te verstrekken. In deze brief heeft referent de minister tevens verzocht hem het dossier van de aanvraag te verstrekken mede in verband met vragen omtrent de specifieke aanleiding die zwaar heeft gewogen in de beslissing geen visum te verlenen.
3.5
De rechtbank overweegt dat toegang tot het dossier een uitvloeisel is van het inzagerecht en het verdedigingsbeginsel. Op deze manier kan een belanghebbende op basis van de beschikbare stukken een zo volledig mogelijk beeld krijgen van de feiten en omstandigheden die een rol spelen in het besluitvormingsproces. Dit speelt vooral als het gaat om een afwijzende beschikking die een vrij algemene motivering kent zoals bij een visumaanvraag veelal het geval is. Zoals reeds is vastgesteld is gebleken dat namens eiseres met name om die reden is verzocht om toezending van het dossier. Een dergelijk verzoek dient, zoals blijkt uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 april 2013 met nummer LJN: BZ7568, te worden opgevat als een verzoek als bedoeld in artikel 7:4, vierde lid, van de Awb. Dit betekent dat een belanghebbende recht heeft op toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
3.6
Nu onbetwist is dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van referent om toezending van die stukken in de bezwaarfase, eiseres niet is gehoord en in beroep pas werd geconfronteerd met bepaalde informatie ten aanzien van te overleggen bewijsstukken en informatie van de Duitse ambassade, is de rechtbank van oordeel dat het besluit om die reden een onzorgvuldige voorbereiding heeft gekend. Dat het dossier eiseres in een later stadium wel is toegezonden en dat zij hier in beroep op heeft kunnen reageren, doet aan het voorgaande niet af. Het beroep is om deze reden gegrond.
5.
Gelet op het voorgaande is het beroep is gegrond. Hetgeen overigens naar voren is gebracht behoeft verder geen bespreking. De bestreden beschikking zal worden vernietigd.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944, - (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 472, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen
op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres voor een bedrag van € 944, -;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160, - aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.H. Kielman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Boelhouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Gelet op artikel 84, onder b, Vreemdelingenwet 2000 staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.