ECLI:NL:RBDHA:2013:19102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2013
Publicatiedatum
14 februari 2014
Zaaknummer
AWB 13/30980
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op privéleven van eiser door verzamelen van gebelde telefoonnummers in detentiecentrum

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 december 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die in detentie was geplaatst. De eiser, geboren in 1967 en van Algerijnse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel van bewaring die op 21 oktober 2013 door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was opgelegd. De rechtbank heeft de situatie rondom het verzamelen van gebelde telefoonnummers door het detentiecentrum beoordeeld, waarbij de eiser niet op de hoogte was gesteld van deze handeling. De rechtbank oordeelde dat het verzamelen van deze informatie een inbreuk op het privéleven van de eiser vormde, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM. De rechtbank stelde vast dat de algemene bevoegdheid om onderzoek te doen naar de identiteit en nationaliteit van de eiser niet voldoende specifiek was om deze inbreuk te rechtvaardigen.

Desondanks concludeerde de rechtbank dat deze inbreuk niet direct van invloed was op de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de maatregel tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de inbreuk op het privéleven van de eiser ernstig was, dit niet automatisch leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank wees het beroep van de eiser af en verklaarde de maatregel van bewaring niet in strijd met de Vreemdelingenwet. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/30980

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 december 2013 in de zaak tussen

[eiser], geboren op [1967], van gestelde Algerijnse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: G.I. Ramsaroep).

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 oktober 2013 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de bewaring beroep ingesteld bij deze rechtbank. Daarbij is verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 december 2013. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2.
Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank de maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 8 november 2013 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3.
De rechtbank stelt, zoals ter zitting met partijen is besproken, vast dat de uitkomst van deze zaak geheel afhankelijk is van het antwoord op de vraag of verweerder gebruik heeft mogen maken van de verkregen informatie die is verzameld met de nummers van de vaste telefoon in eisers cel. De rechtbank zal dan ook uitsluitend over deze vraag oordelen.
4.
Eiser voert aan dat het uitlezen van eisers vaste telefoon in zijn cel in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het uitlezen van eisers vaste telefoon in zijn cel behoort tot de algemene bevoegdheid om onderzoek te doen naar eisers identiteit en nationaliteit.
6.
Uit de beschikbare stukken en het verhandelde ter zitting blijkt het volgende. Naar de rechtbank begrijpt was eisers cel uitgerust met een vaste telefoon. Het detentiecentrum ontvangt een lijst met gebelde telefoonnummers. Kennelijk heeft het detentiecentrum de bij eisers cel behorende lijst verstrekt aan vermoedelijk de regievoerder, maar in ieder geval aan een ambtenaar die belast is met het onderzoek naar eisers identiteit en nationaliteit. Tussen partijen is niet in het geschil dat eiser niet op de hoogte is gebracht van deze handelwijze. Verweerder beschikt daarmee over een lijst van door eiser gebelde telefoonnummers. Daaronder bevond zich een nummer in Algerije. Naar de rechtbank begrijpt bestond binnen verweerders organisatie het plan om op 18 november 2013 een door eiser gebeld Algerijns telefoonnummer door te spelen naar de Algerijnse autoriteiten, waarbij sinds 15 oktober 2013 een laissez-passertraject loopt. Blijkens de voortgangsgegevens heeft verweerder daarmee echter gewacht tot de presentatie. Er staat een presentatie gepland op 8 januari 2013. In het vertrekgesprek van 19 november 2013 is eiser geconfronteerd met de door hem gebelde nummers. Over de mobiele en de Nederlandse nummers heeft eiser verklaard dat hij die nummers niet uit zijn hoofd kent. Over het Algerijnse nummer heeft hij verklaard dat dat toebehoort aan zijn familie.
7.
Ook nu het gaat om een vaste telefoon in het detentiecentrum en niet om eisers mobiele telefoon, is het (buiten weten van en zonder toestemming van eiser) verzamelen van de door hem gebelde telefoonnummers, het door het detentiecentrum aan verweerder ter beschikkingstellen van de lijst met nummers en het eventuele gebruikmaken van die informatie naar het oordeel van de rechtbank een inbreuk op het privéleven van eiser zoals dat wordt beschermd door artikel 8 van het EVRM. Dat wil zeggen dat het in de eerste plaats alleen zou mogen op basis van een daartoe strekkende en toereikende wettelijke grondslag. De rechtbank oordeelt dat de algemene bevoegdheid om onderzoek te doen naar eisers identiteit en nationaliteit daarvoor een onvoldoende specifieke basis is. Gelet op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 mei 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BD2161) en van 25 januari 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BL1497) moet vervolgens worden bezien of deze handelwijze directe betekenis heeft gehad voor het voortduren van de maatregel van bewaring. Dat sprake is van een inbreuk wil namelijk niet één op één zeggen dat daarmee ook de bewaring onrechtmatig is.
8.
In dit geval is, zoals gezegd, het laissez-passertraject al begonnen op 15 oktober 2013. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat pas daarna verweerder de beschikking heeft gekregen over de lijst met telefoonnummers waarnaar eiser heeft gebeld. Ook is voldoende komen vast te staan dat verweerder tot nu geen externe handelingen heeft verricht met deze informatie. In zoverre is er dus geen directe betekenis voor het voortduren van de bewaring. De confrontatie van eiser met de door hem gebelde telefoonnummers, is een verergering van de inbreuk, maar gelet op de summiere antwoorden die eiser in het vertrekgesprek van 19 november 2013 heeft gegeven, is ook dat niet van directe betekenis geweest voor het voortduren van de bewaring. Naar de huidige stand van zaken ziet de rechtbank daarom in de inbreuk op eisers privéleven geen aanleiding om verweerder op te dragen de bewaring op te heffen. Eisers beroepsgrond slaagt daarom niet. Als verweerder het Algerijnse telefoonnummer ter beschikking stelt aan de Algerijnse autoriteiten, neemt verweerder het aanmerkelijke risico dat in een volgend beroep tegen het voorduren van de bewaring de kaarten anders komen te liggen. Zeker nu er in 2009 en 2011 een onsuccesvolle laissez-passeraanvraag heeft gelopen bij de Algerijnse autoriteiten ten behoeve van eiser en dus een positieve uitkomst van het nu lopende laissez-passertraject wel eens werkelijk zou kunnen “hangen” op de informatie over het door eiser gebelde Algerijnse telefoonnummer, zou dan aan de inbreuk op eisers privéleven een aanzienlijk groter gewicht toekomen. Het oordeel dat dan de gewraakte handelwijze directe betekenis heeft voor het voortduren van de maatregel van bewaring, komt dan namelijk scherper in beeld, omdat in dat scenario de informatie over het Algerijnse nummer naar het zich laat aanzien de enige factor is die eisers verwijderingstraject nog een kans van slagen geeft. De reden dat de rechtbank zich hier in voorzichtige termen uitdrukt, is dat zij niet vooruit wil lopen op een toekomstig oordeel, maar wel verweerder de gepaste waarschuwing wil geven de al gepleegde inbreuk op eisers privéleven niet verder te verergeren.
9.
Gelet op het voorgaande en artikel 96, derde lid, van de Vw is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring niet in strijd is met de Vw. Ook bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat, bij afweging van de betrokken belangen, de maatregel in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
10.
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2013.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.