ECLI:NL:RVS:2008:BD2161
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins-de Vin
- T.M.A. Claessens
- W.S. van Helvoort
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en rechtmatigheid van het uitlezen van mobiele telefoons zonder wettelijke grondslag
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de maatregel van vreemdelingenbewaring van een vreemdeling, die op 31 januari 2008 in bewaring is gesteld. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, heeft op 25 februari 2008 geoordeeld dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat de mobiele telefoon van de vreemdeling zonder wettelijke grondslag was uitgelezen. De staatssecretaris van Justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft op 13 mei 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad van State oordeelt dat het uitlezen van de mobiele telefoon van de vreemdeling, hoewel zonder wettelijke grondslag, niet automatisch leidt tot de onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De gegevens die zijn verkregen uit het uitlezen van de telefoon waren niet essentieel voor het zicht op de uitzetting van de vreemdeling. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de voortzetting van de maatregel van bewaring met ingang van 4 februari 2008 onrechtmatig was. De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De Raad van State concludeert dat er geen grond is voor schadevergoeding en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2008.