ECLI:NL:RVS:2008:BD2161

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801535/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • T.M.A. Claessens
  • W.S. van Helvoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en rechtmatigheid van het uitlezen van mobiele telefoons zonder wettelijke grondslag

In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de maatregel van vreemdelingenbewaring van een vreemdeling, die op 31 januari 2008 in bewaring is gesteld. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, heeft op 25 februari 2008 geoordeeld dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat de mobiele telefoon van de vreemdeling zonder wettelijke grondslag was uitgelezen. De staatssecretaris van Justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft op 13 mei 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Raad van State oordeelt dat het uitlezen van de mobiele telefoon van de vreemdeling, hoewel zonder wettelijke grondslag, niet automatisch leidt tot de onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De gegevens die zijn verkregen uit het uitlezen van de telefoon waren niet essentieel voor het zicht op de uitzetting van de vreemdeling. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de voortzetting van de maatregel van bewaring met ingang van 4 februari 2008 onrechtmatig was. De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond.

De Raad van State concludeert dat er geen grond is voor schadevergoeding en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2008.

Uitspraak

200801535/1.
Datum uitspraak: 13 mei 2008
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 08/4172 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 25 februari 2008 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2008 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 25 februari 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris van Justitie bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 3 maart 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De staatssecretaris klaagt in grief 2 dat de rechtbank ten onrechte de inbewaringstelling van de vreemdeling onrechtmatig heeft geacht, omdat, zonder dat daartoe een wettelijke grondslag bestond, de mobiele telefoon van de vreemdeling is uitgelezen om haar identiteit en nationaliteit te achterhalen. Volgens de staatssecretaris heeft de rechtbank door aldus te overwegen niet onderkend dat deze eventuele onrechtmatigheid alleen van invloed kan zijn op de waardering van de hieruit voortvloeiende aanwijzingen omtrent de identiteit van de vreemdeling, en niet op de rechtmatigheid van de inbewaringstelling.
2.2. De omstandigheid dat het uitlezen van de mobiele telefoon van de vreemdeling zonder wettelijke grondslag zou hebben plaatsgevonden, brengt op zichzelf niet met zich dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht. De mobiele telefoon is na het opleggen van de bewaring uitgelezen om gegevens van de vreemdeling te verkrijgen in het kader van haar uitzetting. Niet is gebleken dat het zicht op uitzetting afhankelijk was van de informatie, verkregen door het uitlezen van de mobiele telefoon, en zonder die informatie ontbrak. Deze handeling heeft daarom geen directe betekenis gehad voor het opleggen en voortduren van de maatregel. De rechtbank is dan ook ten onrechte tot het oordeel gekomen dat voortzetting van de maatregel van bewaring met ingang van 4 februari 2008 onrechtmatig is.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De grieven 1 en 3 behoeven geen bespreking meer. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, overweegt de Afdeling het volgende.
2.4. Aan de hiervoor niet besproken bij de rechtbank voorgedragen beroepsgronden komt de Afdeling niet toe. Over die gronden is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Evenmin doet zich de situatie voor dat het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop ze betrekking hebben, onverbrekelijk samenhangen met hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen thans dientengevolge buiten het geding.
2.5. Gelet op het vorengaande zal de Afdeling het door de vreemdeling tegen het besluit van 31 januari 2008 ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren. Er is geen grond voor schadevergoeding.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 25 februari 2008 in zaak nr. 08/4172;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Helvoort
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2008
361.
Verzonden: 13 mei 2008
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak