Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiseres], geboren op [geboortedag] 1986, van Iraakse nationaliteit, eiseres en verzoekster (hierna eiseres),
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
[persoon1] (referent) en [persoon2] als tolk in de Arabische taal. De rechtbank/ voorzieningenrechter (rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
15 november 2010 tot 9 mei 2012 in [verblijfplaats1] heeft verbleven en daar arbeid in loondienst heeft verricht. Evenmin is in geschil dat eiseres zich op 23 februari 2012 bij referent in [verblijfplaats1] heeft gevoegd en dat zij samen op 9 mei 2012 naar Nederland zijn teruggekeerd dan wel Nederland zijn ingereisd.
11 december 2007, C 291/05, Eind, (www.eur-lex.europa.eu), zien niet op een situatie waarin een Nederlander met een familielid maximaal drie maanden op grond van artikel 6 van de Verblijfsrichtlijn in een andere lidstaat verblijft, maar alleen op lang verblijf in een andere lidstaat op grond van artikel 7 van de Verblijfsrichtlijn. Bij kort verblijf in een andere lidstaat - maximaal drie maanden - is geen sprake van belemmering van het recht op vrij verkeer indien door Nederland aan het familielid verblijf wordt geweigerd. Eiseres heeft in [verblijfplaats1] verbleven op grond van artikel 6 van de Verblijfsrichtlijn en dit brengt geen analoge toepassing van artikel 7 van de Verblijfsrichtlijn met zich. Eiseres komt niet in aanmerking voor verblijf in Nederland op grond van het gemeenschapsrecht, aldus verweerder.