ECLI:NL:RBDHA:2013:18670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
16 januari 2014
Zaaknummer
C-09-457240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van paspoort in kort geding na schorsing voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft eiseres, geboren in Paramaribo, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden met als doel de afgifte van haar paspoort. Eiseres was eerder in Nederland in verzekering gesteld wegens een verdenking van overtreding van de Opiumwet en had een voorlopige hechtenis die onder voorwaarden was geschorst. De rechtbank Rotterdam had op 11 januari 2013 de schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen, met als voorwaarde dat eiseres Nederland niet zou verlaten en haar paspoort zou inleveren. Eiseres is op 20 juni 2013 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, maar heeft hoger beroep ingesteld. Op 22 december 2013 overleed haar vader in Paramaribo, en eiseres verzocht de Staat om haar paspoort terug te geven zodat zij de begrafenis kon bijwonen. De Staat weigerde dit, wat eiseres als onrechtmatig beschouwde, en zij vorderde in kort geding dat de Staat haar paspoort zou teruggeven en de schorsingsvoorwaarden zou opschorten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de schorsing van de voorlopige hechtenis en de bijbehorende voorwaarden niet meer van toepassing waren, omdat de strafzaak inhoudelijk was behandeld en eiseres was veroordeeld. De rechter concludeerde dat eiseres recht had op teruggave van haar paspoort, en veroordeelde de Staat tot afgifte van het paspoort aan eiseres, met een deadline van 1 januari 2014. De vordering tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/457240 / KG ZA 13-1474
Vonnis in kort geding van 31 december 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.J.R. Roethof te Arnhem,
tegen:
de Staat der Nederlanden,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. W.B. Gaasbeek te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘eiseres’ en ‘de Staat’.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 31 december 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Eiseres is op [woonplaats] 1971 te Paramaribo geboren. Eiseres is op 10 juli 2012 in Nederland in verzekering gesteld in verband met een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Vervolgens is de inbewaringstelling en gevangenhouding van eiseres bevolen.
1.2.
Bij beschikking van 11 januari 2013 heeft de rechtbank Rotterdam het verzoek van eiseres tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen. In de beschikking staat onder meer vermeld, waarbij eiseres wordt aangeduid met “verdachte”:
“De rechtbank beveelt dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden geschorst met ingang van14 januari 2013 te 14.00 uur tot de datum en het tijdstip waarop de strafzaak inhoudelijk zal worden behandeldonder de volgende voorwaarden:
(...)
5. dat de verdachte Nederland niet zal verlaten en daartoe haar (Nederlandse) paspoort en overige identiteitspapieren zal inleveren bij de officier van justitie;”
1.3.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2013 is eiseres veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van voorarrest. Eiseres heeft hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.

2.Het geschil

2.1.
Eiseres vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te veroordelen tot afgifte van haar paspoort binnen twaalf uur na het wijzen van dit vonnis en de Staat te veroordelen tot het opschorten van de schorsingsvoorwaarden zoals vermeld in de beschikking van 11 januari 2013, in die zin dat zij in staat wordt gesteld in de periode van 30 december 2013 tot en met 10 januari 2014 naar Suriname te reizen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.2.
Daartoe voert eiseres het volgende aan. De vader van eiseres is op 22 december 2013 in Paramaribo overleden en wordt op 3 januari 2014 aldaar begraven. Eiseres wenst de begrafenis bij te kunnen wonen. Zij heeft groot belang bij (tijdelijke) teruggave van haar paspoort en wijziging van de schorsingsvoorwaarden. Het Gerechtshof Den Haag, waar de strafzaak thans aanhangig is, heeft pas op 9 januari 2014 plek voor een behandeling in raadkamer van het verzoek van eiseres. Dat kan niet worden afgewacht.
Er is sprake van gewijzigde omstandigheden na ommekomst van de schorsingsvoorwaarden, zodat eiseres thans onevenredig zwaar wordt getroffen door die voorwaarden. Daarom is het niet afgeven van het paspoort en het niet wijzigen van de schorsingsvoorwaarden onrechtmatig. De Staat heeft geen in redelijkheid te respecteren belang bij tenuitvoerlegging van de schorsingsvoorwaarden, terwijl eiseres een evident belang heeft bij wijziging daarvan. De Staat handhaaft de voorwaarden enkel om de belangen van eiseres te frustreren en maakt dan ook misbruik van recht. De Staat zal eiseres in alle redelijkheid de ruimte moeten bieden om afscheid te nemen van haar vader, temeer nu eiseres zich tot op heden aan alle schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en er geen vluchtgevaar aanwezig is.
2.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
Eiseres heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat de Staat jegens haar onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven.
3.2.
De Staat heeft allereerst aangevoerd dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Dat verweer wordt gepasseerd. De Staat voert op zichzelf terecht aan dat eiseres ingevolge artikel 81 van het Wetboek van Strafvordering de mogelijkheid heeft om bij de strafrechter – in onderhavige zaak het Gerechtshof Den Haag – een verzoek in te dienen tot wijziging van de beslissing tot schorsing. Echter, niet in geschil is dat een dergelijk verzoek van eiseres pas na 3 januari 2014 kan worden behandeld, op een moment dat eiseres geen belang meer heeft bij haar verzoek. De omstandigheid dat eiseres de mogelijkheid had haar verzoek eerder in te dienen, doet niet aan de huidige stand van zaken af. Die omstandigheid kan niet tot niet-ontvankelijkheid leiden omdat niet is vast komen te staan dat aan eiseres kan worden verweten dat niet eerder juridische stappen zijn ondernomen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat eiseres ontvankelijk is in haar vorderingen. Het voorgaande maakt ook dat eiseres haar spoedeisend belang bij het gevorderde voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
3.3.
Uit de beschikking van 11 januari 2013 volgt dat de voorlopige hechtenis van eiseres onder bepaalde voorwaarden is geschorst
tot de datum en het tijdstip waarop de strafzaak inhoudelijk zal worden behandeld. Dat een inhoudelijke behandeling van de strafzaak (in eerste aanleg) reeds heeft plaatsgevonden, volgt zonder meer uit het vonnis van 20 juni 2013. In dat vonnis staat vermeld dat de zaak inhoudelijk is behandeld ter terechtzitting van 6 juni 2013 en uit het vonnis vloeit voort dat eiseres is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Een en ander brengt mee dat voorshands niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de schorsing van de voorlopige hechtenis – en daarmee de daaraan verbonden voorwaarden – tot een einde is gekomen. Voor een wijziging van de thans niet meer geldende voorwaarden is dan ook geen plaats, zodat de vordering van eiseres voor zover die daartoe strekt zal worden afgewezen.
3.4.
Uit het voorgaande vloeit evenwel voort dat eiseres recht heeft op teruggave van haar paspoort. De Staat zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Daarbij zal geen dwangsom worden opgelegd, omdat de Staat pleegt gerechtelijke uitspraken na te komen.
3.5.
In de omstandigheid dat partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt de Staat tot afgifte van het paspoort aan eiseres, uiterlijk op 1 januari 2014 te 02.00 uur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2013.
hvd