ECLI:NL:RBDHA:2013:18501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
6 januari 2014
Zaaknummer
C-09-457195 KG ZA 13-1472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verbod op executie van gevangenisstraffen wegens identiteitskwestie

In deze zaak heeft eiseres, die gedetineerd is, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. Eiseres heeft vingerafdrukken laten afnemen, die overeenkomen met die van een andere persoon, mevrouw A, die gevangenisstraffen heeft opgelegd gekregen. Eiseres vordert dat de Staat wordt verboden om de straffen op naam van mevrouw A ten uitvoer te leggen, totdat is vastgesteld dat zij niet de veroordeelde is. De voorzieningenrechter heeft op 31 december 2013 uitspraak gedaan en de vordering van eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat de procedure van de artikelen 579 en 580 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is, en dat de strafrechter bevoegd is om te beslissen over de identiteit van de veroordeelde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld door de executie van de straffen niet op te schorten, aangezien de strafvorderlijke procedure inmiddels was opgestart en op korte termijn een beslissing kon worden verwacht. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.405,-, en de rechter heeft bepaald dat deze kosten uitvoerbaar bij voorraad zijn.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/457195 / KG ZA 13-1472
Vonnis in kort geding van 31 december 2013
in de zaak van
[eiseres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting [p.i.] te [plaatsnaam], gemeente [gemeente],
eiseres,
advocaat mr. L.E. Toet te Utrecht,
tegen:
de Staat der Nederlanden,
(Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Openbaar Ministerie),
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. G.C. Nieuwland te Den Haag.

1.Het procesverloop

Eiseres heeft gedaagde op 24 december 2013 doen dagvaarden om op 30 december 2013 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en er is op 31 december 2013 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 30 december 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Eiseres heeft van 29 november 2013 tot 28 december 2013 gedetineerd gezeten voor een aan haar opgelegde straf in een zaak, bekend onder parketnummer [parketnummer 1].
2.2.
Na aankomst in de penitentiaire inrichting zijn tweemaal vingerafdrukken van eiseres afgenomen. Daarbij is vastgesteld dat die overeenstemmen met de vingerafdrukken van [A] (hierna: [A]). Aan [A] zijn gevangenisstraffen opgelegd in de zaken bekend onder de parketnummers [parketnummer 2] en [parketnummer 3]. Eiseres zit thans voor die straffen gedetineerd.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert, zakelijk weergegeven, gedaagde te verbieden om onder haar over te gaan tot executie van de straffen in de zaken met parketnummers [parketnummer 2] en [parketnummer 3], althans deze executie te schorsen totdat (onherroepelijk) in rechte zal zijn vastgesteld dat eiseres [A] is, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voert eiseres onder meer, kort gezegd, het volgende aan. Zij is [A] niet en dit is door gedaagde ook nog niet vastgesteld. Er is slechts sprake van een verdenking. Op grond daarvan kan zij niet worden vastgehouden. Het had op de weg van gedaagde gelegen om een procedure te starten op grond van artikel 579 juncto 580 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit heeft hij echter niet (tijdig) gedaan. Dat kan niet voor rekening van eiseres komen door haar vast te blijven houden totdat er in die procedure een beslissing is.
3.3.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De vordering van eiseres is gegrond op onrechtmatige daad. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter – in dit (spoedeisende) geval de voorzieningenrechter in kort geding – gegeven.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat voor een situatie als de onderhavige, waarin iemand, die tot het ondergaan van straf is aangehouden, blijft ontkennen de veroordeelde te zijn, de procedure van de artikelen 579 en 580 Sv – een bijzondere met waarborgen omklede strafvorderlijke rechtsgang – gegeven is. De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van eiseres niet zo dat zij wenst dat de voorzieningenrechter in plaats van de bevoegde strafrechter beslist of zij wel of niet de veroordeelde is. Dat zou immers niet verenigbaar zijn met het gesloten stelsel van wettelijke rechtsmiddelen in het strafrecht.
4.3.
De voorzieningenrechter begrijpt het standpunt van eiseres aldus dat de executie onder haar van de straffen op naam van [A] moet worden verboden dan wel opgeschort, omdat gedaagde niet met de meeste spoed is overgegaan tot het opstarten van voormelde strafvorderlijke procedure. Dat standpunt kan niet worden gevolgd. Gedaagde heeft ter zitting toegelicht dat hij niet direct de procedure heeft opgestart omdat veelal de ontkenning van de identiteit door personen die zijn aangehouden na korte tijd wordt ingetrokken en dat een verzoek van eiseres om de procedure op te starten hem niet heeft bereikt. Hij heeft verder onweersproken verklaard dat na de aankondiging van dit kort geding de strafvorderlijke procedure meteen in gang is gezet, hetgeen ook aan eiseres is meegedeeld, en dat de verwachting is dat de zaak in de week van 6 januari 2014 op zitting zal komen. Die rechtsgang kan derhalve op korte termijn tot een rechterlijke beslissing leiden. Voorts is het uitgangspunt van die procedure dat degene die is aangehouden gedetineerd blijft tot er een beslissing is genomen. In het licht van het vorenstaande is voor de thans gevorderde voorziening in dit kort geding geen plaats.
4.4.
De stelling van eiseres dat het niet rechtmatig kan zijn om onder dezelfde persoon zowel de straf op naam van [eiseres] als de straf op naam van [A] ten uitvoer te leggen, wordt niet gevolgd. Het komt immers voor dat personen een valse identiteit gebruiken.
4.5.
Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, alsmede (deels voorwaardelijk) in de nakosten. Het betoog van eiseres ter zitting dat gedaagde, ook bij afwijzing van haar vordering, in de kosten van deze procedure zou moeten worden veroordeeld, wordt in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet gevolgd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, aan de zijde van gedaagde tot dusver begroot op € 1.405,-, waarvan € 816,- aan salaris advocaat en € 589,- aan griffierecht;
- bepaalt dat, indien niet binnen veertien dagen na heden aan deze proceskostenveroordeling is voldaan, wettelijke rente daarover verschuldigd is;
- veroordeelt eiseres tevens in de nakosten, forfaitair begroot op € 131,-- aan salaris advocaat;
- bepaalt dat, indien en voor zover eiseres niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden door gedaagde aan eiseres is betekend, de nakosten worden vermeerderd met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en met de explootkosten van de betekening van dit vonnis;
- verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2013.
ts