ECLI:NL:RBDHA:2013:18330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
C-09-432742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verzoek tot partneralimentatie met afwijzing wegens wangedrag

Op 24 december 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd waren en twee meerderjarige kinderen hebben. De vrouw had een verzoek ingediend tot echtscheiding en tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man voerde verweer tegen de verdeling en had zelfstandig verzocht om partneralimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet bestreden was en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. De man had verzocht om partneralimentatie, maar de vrouw verweerde zich hiertegen op basis van wangedrag van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en intimidatie van de vrouw, wat heeft geleid tot haar verblijf in een vrouwenopvang. De rechtbank oordeelde dat het wangedrag van de man de lotsverbondenheid tussen partijen heeft doen vervallen, waardoor het verzoek tot partneralimentatie werd afgewezen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de man de echtelijke woning en de garage onder bepaalde voorwaarden mocht overnemen. Indien de man geen financiering kon verkrijgen, dienden de woning en de garage te worden verkocht. De rechtbank heeft de verdeling van de inboedel en andere vermogensbestanddelen geregeld, waarbij de partijen bij helfte moesten delen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
6x
Rekestnummer: FA RK 12-9311 (echtscheiding) en FA RK 13-5476 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/432742 (echtscheiding) en C/09/446971 (verdeling)
Datum beschikking: 24 december 2013
Scheiding
Beschikkingop het op 4 december 2012 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. D. van der Wilt te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [locatie],
advocaat: mr. A.C.M. van der Voet te ’s-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het aanvullend verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- het f-formulier d.d. 31 december 2012 met bijlagen van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 1 juli 2013 van de zijde van de man, met als bijlage de vragenlijst effectief verdelen gemeenschap van goederen;
- de brief d.d. 23 oktober 2013, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 6 november 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: beide partijen, vergezeld van hun advocaat. Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Verzoek en verweer
Het verzoek zoals dat thans luidt strekt tot echtscheiding, met een nevenvoorziening tot:
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel
van de vrouw;
- vaststelling van de verdeling van de aan de echtelijke woning gekoppelde hypotheek, conform het voorstel van de vrouw;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de verzochte verdeling, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht tot:
- vaststelling van een door de vrouw aan de man te betalen bedrag aan partneralimentatie van € 350,-- per maand, althans een bedrag als de rechtbank juist acht;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform
het voorstel van de man;
- een regeling te treffen voor de kosten van de echtelijke woning, conform het verzoek van de man;
- voortgezet gebruik van de echtelijke woning te [adres], met inboedel, tot het moment van de verkoop of overname hypotheek,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert nog verweer tegen de het door de man verzochte, welk verweer hierna
– voor zover nodig – zal worden besproken, met dien verstande dat zij verzoekt het door de man verzochte voortgezet gebruik toe te wijzen, onder de voorwaarden dat:
 de man geen schade of veranderingen aanbrengt aan/in de woning;
 de man de woning en de tuin goed onderhoudt;
 de woning zo spoedig mogelijk, althans voor 1 juli 2013, te koop wordt gezet door een onafhankelijke makelaar tegen de huidige marktwaarde;
 de man meewerkt aan de verkoop en levering van de woning op straffe van een dwangsom ad € 500,-- per dag dat de man de verkoop en levering van de woning tegenhoudt c.q. in gebreke blijft.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Feiten
- Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk].
- Uit dit huwelijk zijn twee thans meerderjarige kinderen geboren.
- Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
- Partijen zijn eerder met elkaar gehuwd geweest tot [datum].
Beoordeling
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende, niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
Partneralimentatie
De man heeft verzocht een door de vrouw aan hem te betalen partneralimentatie vast te stellen. Hij heeft thans een invaliditeitspensioen van ongeveer € 990,-- netto per maand en heeft behoefte aan een aanvulling. De vrouw heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verweerd, primair omdat de man wangedrag jegens haar heeft vertoond, subsidiair omdat de man geen behoefte heeft en meer subsidiair omdat zij geen draagkracht heeft.
Wangedrag?
De vrouw stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek van de man tot vaststelling van partneralimentatie dient te worden afgewezen omdat door zijn wangedrag jegens haar de aan de alimentatie ten grondslag liggende lotsverbondenheid is komen te vervallen.
De rechtbank overweegt dat de onderhoudsverplichting tussen echtgenoten haar rechtsgrond vindt in de levensgemeenschap zoals die door het huwelijk is ontstaan, welke gemeenschap in de onderhoudsplicht haar werking behoudt, ook al wordt de huwelijksband uiteindelijk verbroken. Naast de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht kunnen niet-financiële factoren een rol spelen bij het bepalen van de partneralimentatie. De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak blijkt dat niet lichtvaardig mag worden aangenomen dat er van een zodanig grievende handeling van de alimentatiegerechtigde jegens de alimentatieplichtige sprake is, dat een verzoek om partneralimentatie moet worden afgewezen dan wel dient te worden beëindigd.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de vrouw aangevoerd dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en aan voortdurende
stalking, intimidatie en bedreiging van haar, haar familie, werkgever en collega’s. Zij verblijft thans reeds negen maanden in een vrouwenopvang op een geheime locatie, omdat zij, hoewel de echtelijke woning leegstaat, daar niet in kan wonen, omdat zij daar wordt geïntimideerd en bedreigd door familie en kennissen van de man. Zij kan ook haar kinderen en vrienden in [plaats] niet bezoeken. De man zit op verdenking van
stalkingen bedreiging van de vrouw thans in voorlopige hechtenis en hem is een contactverbod met de vrouw opgelegd, dat hij echter heeft geschonden, hetgeen tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft geleid. De man is bovendien in mei 2013 veroordeeld voor mishandeling van de vrouw. Het gebrek aan besef bij de man welk een emotionele schade de man toebrengt aan de vrouw is voldoende aanleiding om het verzoek van de man ten behoeve van partneralimentatie af te wijzen, op nihil te stellen of zeer te beperken, aldus de vrouw.
Van de zijde van de man is betwist dat er sprake is van wangedrag. De man heeft gesteld dat, zolang er geen sprake is van onherroepelijke uitspraken van de rechter, niet vast staat dat er sprake is geweest van
stalking, bedreiging of mishandeling, zodat er tot die tijd geen beroep kan worden gedaan op het verbreken van de lotsverbondenheid.
De rechtbank stelt vast dat partijen een lange affectieve en huwelijkse relatie hebben gehad. Zij zijn eerder gehuwd geweest tot 1981, hebben twee kinderen gekregen in 1989 en 1991 en zijn in 1994 opnieuw met elkaar gehuwd. Dit pleit voor extra terughoudendheid bij de beoordeling of de lotsverbondenheid tussen partijen geacht moet worden te zijn vervallen.
Van de zijde van de vrouw is in deze procedure een kopie overgelegd van een beschikking huisverbod van de (loco-)burgemeester van [plaats] van [datum] voor een periode van tien dagen. In deze beschikking worden als signalen die tot het huisverbod hebben geleid vermeld:
“De pleger dreigt de slachtoffers –
de vrouw en de meerderjarige zoons van partijen, opmerking rechtbank –iets aan te doen. De slachtoffers zijn erg bang voor de pleger. De slachtoffers hebben aangifte van bedreiging en mishandeling gedaan tegen de pleger. Het slachtoffer
– bedoeld zal zijn: de pleger, opmerking rechtbank –is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten.
De pleger is eerder onder psychiatrische behandeling geweest. Verder is er een gebiedsverbod voor de gebieden [plaats] en [plaats]. Deze is opgelegd door het Openbaar Ministerie.
Er moet rust in het gezin komen.”
Naar zeggen van de man was dit het tweede huisverbod in november 2012, na een eerder incident op 9 november 2012.
Voorts is niet in geschil dat de man zich vanaf november 2012, met een aantal onderbrekingen, in voorlopige hechtenis bevindt op verdenking van strafbare feiten, te weten
stalkingen bedreiging van de vrouw c.q. in gevangenschap op grond van een veroordeling in mei 2013 tot 130 dagen gevangenisstraf wegens mishandeling van de vrouw. Van deze veroordeling is hoger beroep is ingesteld. Dit betekent niettemin dat er naar het oordeel van de strafkamer van de rechtbank sprake is van voldoende bewijs ten aanzien van de mishandeling en van ernstige bezwaren tegen de man ter zake van de feiten waarvoor hij zich in voorlopige hechtenis bevindt, terwijl er bovendien sprake is van (tenminste) een eerdere veroordeling voor een geweldsdelict. Ook staat vast dat de man in het kader van een vroegere veroordeling reclasseringsbegeleiding heeft gekregen, die er kennelijk niet voldoende toe heeft bijgedragen dat de man zijn gedrag heeft leren aanpassen.
Voorts heeft de rechtbank ter zitting waargenomen dat de man zo boos is – op de vrouw en op zichzelf – dat er nauwelijks een redelijk gesprek met hem te voeren is, alsook dat hij zich in de zittingszaal intimiderend tegenover de vrouw heeft opgesteld door bij het begin van de zitting haar toe te roepen dat zij nu kennelijk wel durfde te komen, haar telkens indringend aan te kijken en zeer luid rechtstreeks toe te spreken, ondanks herhaalde aanmaning om alleen tegen de rechter te spreken.
Ten slotte is door de vrouw een niet gedateerde handgeschreven brief van de man aan de vrouw overgelegd ( productie 2 bij het verweer tegen het zelfstandig verzoek). Hierin gebruikt de man beledigend en intimiderend taalgebruik.
Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de man het afgelopen ruime jaar ernstig wangedrag tegenover de vrouw heeft tentoongespreid in de vorm van
stalking, intimidatie, bedreiging en mishandeling, waardoor haar persoonlijke vrijheid en veiligheid in hoge mate is aangetast. Dat de man daarvoor (nog) niet onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld, doet daar niet aan af, nu de rechtbank in het kader van de onderhavige – civielrechtelijke – procedure niet gebonden is aan de zwaardere eisen van strafrechtelijk bewijs.
Aangenomen moet worden dat dit gedrag van de man en de gevolgen daarvan ernstige emotionele schade meebrengen voor de vrouw en haar leven thans in hoge mate in negatieve zin beheersen, nu zij daardoor genoodzaakt is in een noodopvang te verblijven. Het beschreven wangedrag van de man brengt daarom naar het oordeel van de rechtbank mee dat van de vrouw thans redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat zij van haar reeds betrekkelijk geringe draagkracht – voor zover aanwezig – alimentatie aan de man betaalt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de vrouw een netto inkomen van ongeveer € 1.870,-- per maand geniet en dat zij thans de gehele hypothecaire last van de echtelijke woning voldoet, terwijl zij daarnaast € 350,-- dient te betalen voor de noodopvang en redelijkerwijze te verwachten is dat zij een hoger bedrag moet betalen als zij een woning kan gaan huren. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat de man thans voormeld invaliditeitspensioen geniet van ongeveer € 990,-- netto per maand, naast de huur van de na te melden garage van € 250,-- per maand, terwijl hij in maart 2014 de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken en dan een AOW-uitkering en pensioen zal ontvangen.
De rechtbank wijst het verzoek van de man tot vaststelling van partneralimentatie thans derhalve af.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Op grond van artikel 1:165 BW kan de rechter bepalen dat de ene echtgenoot jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning en het gebruik van de echtelijke woning gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking voort te zetten. Het artikel geeft een voorziening met het oog op moeilijkheden die een echtscheidingsprocedure kan meebrengen in verband met de huisvesting van de echtgenoten in de voormalig echtelijke woning. De voorziening is van voorlopige en feitelijke aard ter overbrugging van de eerste periode na een scheiding.
De vrouw heeft zich niet verweerd tegen het verzoek van de man tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning, onder voorwaarde dat hij goed zorgdraagt voor de woning en onder een aantal andere voorwaarden, zoals medewerking aan verkoop. Nu er geen concrete aanwijzingen zijn dat de man de woning niet goed zou beheren en hij ook een eigen belang heeft om de woning in goede staat te houden, zal de rechtbank het verzoek van de man als op de wet gegrond toewijzen. De overname c.q. verkoop van de echtelijke woning zal in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap worden besproken.
Kosten echtelijke woning
De man heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat tot het moment van overneming door hem c.q. van verkoop van het huis de vrouw de kosten van de hypothecaire lening, de man de kosten van energie en water en partijen samen de overige kosten betreffende de woning dienen te voldoen.
In beginsel dienen de eigenaarslasten in verband met de echtelijke woning (zoals hypotheekrente en onroerendezaaksbelasting) door partijen bij helfte te worden gedragen, nu zij ieder voor de helft eigenaar zijn van de echtelijke woning. Partijen kunnen ter zake echter andersluidende afspraken maken met elkaar en de man heeft betoogd dat dit het geval is. De vrouw heeft dit echter betwist en de man heeft zijn stelling daarop onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verwijst daartoe naar haar overwegingen hierna over de verdeling van de overwaarde van de echtelijke woning bij verkoop.
Het betreffende verzoek wordt derhalve afgewezen.
Verdeling
Partijen hebben voor noch tijdens het huwelijk huwelijkse voorwaarden opgemaakt. Zij zijn derhalve in gemeenschap van goederen gehuwd en dienen in beginsel de bestanddelen die tot hun huwelijksgemeenschap behoren bij helfte te verdelen.
Peildatum
Nu partijen geen andersluidende afspraken hebben gemaakt, zal de rechtbank uitgaan van de wettelijke peildata. Als peildatum voor het vaststellen van de omvang van de gemeenschap heeft te gelden het tijdstip van indiening van het verzoek, te weten 4 december 2012, en voor de bepaling van de waarde van de te verdelen bestanddelen geldt in beginsel de datum van feitelijke verdeling.
Partijen hebben de volgende bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap naar voren gebracht:
1. de echtelijke woning te [adres];
2. de aan de echtelijke woning gekoppelde hypothecaire lening bij MoneYou;
3. de garage aan de [adres];
4. de levensverzekeringspolissen;
5. de bank- en spaarrekeningen;
6. de inboedel;
7. de auto Hyundai i10;
8. ontbrekende gelden;
9. pensioen.
Voorts stelt de man dat hij een vordering heeft op de vrouw ter zake van verrekening van na de peildatum opgenomen gelden van een gezamenlijke bankrekening.
1 en 2. Echtelijke woning en de hieraan gekoppelde hypothecaire lening bij MoneYouDe man heeft, naar de rechtbank begrijpt, primair bepleit dat de vrouw en hij het huis samen behouden, zodat de jongste zoon hierin kan wonen, en samen de lasten hiervoor voldoen. De vrouw heeft zich hiertegen verzet. Volgens haar heeft de zoon geen behoefte om in het huis te blijven wonen en zij wenst de woning niet onverdeeld te laten. Nu niemand in een onverdeelde gemeenschap behoeft te blijven, dient het huis naar het oordeel van de rechtbank te worden verdeeld.
Subsidiair heeft de man gevraagd hem tijd te geven om het huis en de hypotheek op zijn naam te krijgen en de zaak daarvoor aan te houden. Tot nu toe is hij daartoe niet in de gelegenheid geweest, omdat hij zich reeds geruime tijd in voorlopige hechtenis bevindt.
De vrouw heeft geen bezwaar gemaakt tegen overname door de man, indien hij daartoe in staat is.
Gelet hierop zal de rechtbank, hoewel zij de kans gering acht dat de financieringsinstelling de vrouw onder de huidige omstandigheden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire lening zal willen ontslaan, de man drie maanden de tijd geven om financiering te verkrijgen voor de woning en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan.
Met betrekking tot de in de verdeling te betrekken waarde van de woning overweegt de rechtbank het volgende. Volgens de vrouw bedraagt de huidige waarde van het huis € 315.000,--, zijnde de WOZ-waarde per 1 januari 2011. Volgens partijen ter zitting is de woning door een bevriende makelaar getaxeerd op ongeveer € 295.000,--, hetgeen volgens de man te weinig is gezien de investeringen in de woning. Deze waarde komt de rechtbank thans – eind 2013 – echter bepaald reëel voor, gezien de genoemde WOZ-waarde per 1 januari 2011. De man dient dan ook voor dat bedrag financiering te verwerven.
Indien hem dit niet binnen die termijn lukt, dient het huis vervolgens onverwijld te koop te worden aangeboden op de hierna vermelde wijze.
De rechtbank zal bepalen dat de vrouw de man na afloop van de eerdergenoemde termijn van drie maanden (opnieuw) de namen van drie NVM-makelaars dient op te geven, waaruit de man binnen een week een keuze dient te maken, op straffe van de gevraagd dwangsom van € 500,-- per (gedeelte van een) dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,--.
De man dient vervolgens zijn volledige medewerking te verlenen aan de opdrachtverlening aan de makelaar en het te koop zetten van de woning, het bepalen van een vraag- en laatprijs op advies van de makelaar, aan bezichtigingen, onderhandelingen, verkoop en levering en alle andere handelingen die in dat verband noodzakelijk zijn. Nu het hier gaat om een veelheid aan handelingen en de vrouw deze niet voldoende heeft geconcretiseerd, in het bijzonder niet ten aanzien van termijnen, zal de rechtbank daarvoor thans verder geen dwangsom bepalen.
Gelet op de huidige verstandhouding van partijen geeft de rechtbank hen in overweging het contact over de te kiezen makelaar via de advocaten te laten verlopen en daarna overleg over de te nemen beslissingen, zoals de vraag- en laatprijs, via de makelaar. Ook verdient het aanbeveling dat partijen met de makelaar overeenkomen dat de makelaar, indien tussen partijen geen overeenstemming bestaat, hen bindend zal adviseren.
Partijen twisten nog over wat er na overneming c.q. verkoop met de overwaarde van de woning dient te gebeuren. Volgens de man hebben zij afgesproken dat de overwaarde volledig aan de man zal toekomen. De vrouw heeft dit betwist. Zij heeft een door partijen ondertekende, op 24 september 2012 gedateerde overeenkomst van twee bladzijden overgelegd, waarin op de tweede bladzijde waarop ook de handtekeningen staan is bepaald:

Niet-nakomen van afsprakenMochten bovengenoemde afspraken niet tot het gewenste resultaat – het stoppen van de ruzies – leiden dan moet het tot een scheiding besloten worden, ongeacht de financiële consequenties.
Tot slotMochten [de man] en [de vrouw] in de toekomst gezamenlijk besluiten te scheiden en is [de man] dan in staat het huis alleen op zijn naam te hebben, dan wordt het huis aan [de man] toebedeeld, met alle lusten en lasten, en doet [de vrouw] afstand van het bij en scheiding aan haar toekomende wettelijke vermogensdeel uit het huis.”
De vrouw beroept zich ter zake deze overeenkomst op vernietiging althans nietigheid, omdat zij deze heeft gesloten onder grote psychische druk, bestaande in angst voor fysiek geweld. Subsidiair is de aangehaalde clausule niet van toepassing, nu er geen sprake is van een gezamenlijk echtscheidingsverzoek en niet vast staat dat de man het huis kan overnemen.
Volgens de man is de overeenkomst vervalst; in plaats van bladzijde 1 van het door de vrouw overgelegde contract behelst het origineel twee andere bladzijden, aldus de man. Wat op die bladzijden dan precies aan afspraken stond vermeld, heeft de man de rechtbank echter niet duidelijk kunnen maken. Nu de afspraak waarop de man zich kennelijk wenst te beroepen op de laatste, door beide partijen ondertekende bladzijde staat, wordt het verweer van de man betreffende vervalsing als niet relevant verworpen.
De rechtbank stelt voorts vast dat de voorwaarde van een gezamenlijk besluit tot echtscheiding niet is vervuld, naar de man ook heeft erkend. Er bestaat dan ook geen aanleiding op grond van deze afspraak af te wijken van het eerder vermelde uitgangspunt van verdeling bij helfte.
Met betrekking tot de eerdergenoemde door de man gestelde afspraak dat de vrouw de lasten van de hypothecaire woning zou blijven dragen overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is dat deze afspraak zou zijn gemaakt in het gesprek dat tot de onderhavige overeenkomst heeft geleid. De overeenkomst ziet immers op voortzetting van de relatie en (nog) niet op een naderende scheiding.
3. Garage
De in de huwelijksgemeenschap vallende garage heeft naar de onweersproken stellingen van de man tot 5 april 2012 meer dan een jaar te koop gestaan voor een bedrag van € 44.500,-- en is op de genoemde datum uit de verkoop gehaald. De rechtbank acht de door de vrouw genoemde waarde van € 44.500,-- dan ook niet reëel. Vast staat dat de WOZ-waarde per 1 januari 2011 € 35.000,-- bedroeg, na herziening op bezwaar. Gezien de algehele daling van de waarde van onroerend goed na die tijd zal de rechtbank bepalen dat de man de garage voor een bedrag van € 30.000,-- mag overnemen, bij gebreke waarvan deze dient te worden verkocht op dezelfde wijze als de echtelijke woning.
Bij verkoop zal de opbrengst van de garage bij helfte dienen te worden gedeeld.

4.Beleggingsverzekeringenpolissen

De vrouw heeft de volgende polissen opgevoerd:
- [nummer], op naam van de man, (afkoop)waarde per 1 augustus 2012 € 2.365,99,--;
- [nummer], op naam van de vrouw, (afkoop)waarde per 10 juli 2012 € 2.865,71;
- [nummer], op naam van de vrouw, (afkoop)waarde per 10 november 2012 € 3.292,91.
Partijen zijn het erover eens dat de polissen worden toegedeeld aan de verzekeringnemer onder verdeling bij helfte van de saldi per peildatum 4 december 2012. De rechtbank maakt partijen erop attent dat aan uitkeringen ter zake deze polissen fiscale aspecten verbonden zijn.

5.Bank- en spaarrekeningen

Partijen zijn het erover eens dat de volgende gezamenlijke bank- en spaarrekeningen worden opgeheven en de saldi bij helfte worden verdeeld:
- [nummer], saldo per peildatum € 416,90;
- [nummer], saldo per peildatum € 4,72.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende bank- en spaarrekeningen op naam van de vrouw blijven staan en de saldi bij helfte worden verdeeld:
- [nummer], saldo per peildatum € 128,34;
- [nummer], saldo per peildatum € 1.501,14;
- [nummer], saldo per peildatum € 356,--;
- [nummer], saldo per peildatum € 232,91.

6.Inboedel

De rechtbank neemt bij de verdeling van de inboedel tot uitgangspunt de door de vrouw als productie 2 bij aanvullend verzoek overgelegde lijst met een voorstel tot verdeling.
Ter terechtzitting zijn partijen in de gelegenheid gesteld nader overleg te voeren over de verdeling hiervan. Partijen zijn het niet eens geworden over de verdeling van de inboedel, met uitzondering van de vitrages en gordijnen die aan de man en de eettafel en stoelen die aan de vrouw worden toegedeeld. Daarnaast heeft de man aangegeven dat één Engelse kast al aan zijn dochter is gegeven.
Volgens de man zijn er nog fotoalbums en CD’s te verdelen. Volgens de vrouw gaat het om foto’s van de kinderen die bij hen zijn en heeft zij haar klassieke CD’s meegenomen. Volgens de man zijn de foto-albums van partijen, omdat zij de foto’s hebben betaald.
Nu partijen niet over de waarde van de inboedel hebben gesproken gaat de rechtbank er van uit dat deze zonder nadere verrekening plaats zal vinden. Gelet hierop zal de rechtbank de onderstaande verdeling vaststellen, nu deze haar niet onredelijk voorkomt.
Aan de vrouw zal worden toegedeeld:
- Auping-bed;
- Engelse boekenkast met boeken vrouw;
- bankstel woonkamer;
- Ikea-tafeltje;
- dressoirkast;
- eettafel en stoelen;
- geborduurd schilderij;
- buikkastje, bijzetkastje en paraplubak;
- huisraad, linnen- en beddengoed.
Aan de man zal worden toegedeeld:
- tempurbed;
- slaapbank logeerkamer;
- slaapkamerameublement;
- commodekast;
- salontafel woonkamer;
- audio-apparatuur en hd breedbeeld tv;
- cd/dvd kast in woonkamer;
- gobelins, schilderijen;
- sieraden: gouden kruis met briljanten, vrouwenhorloge Raymond Weil en twee wit gouden
vrouwenringen met briljanten;
- gereedschap;
- wasmachine;
- wasdroger;
- vitrage en gordijnen;
- resterende CD’s.
Met betrekking tot de foto-albums overweegt de rechtbank dat deze geacht moeten worden bij de kinderen te zijn en dat dit een redelijke oplossing lijkt. Vanzelfsprekend kan de man proberen wat foto’s terug te vragen aan de kinderen.

7.Auto

Tussen partijen is in geschil of de auto op de peildatum nog tot de boedel behoorde. Volgens de man is deze reeds in augustus 2012 voor € 6.500,-- aan zijn dochter verkocht, maar kon het kenteken toen niet worden overgeschreven, omdat de vrouw dit tegenwerkte. Zijn dochter heeft het geld in gedeelten naar de penitentiaire inrichting gestuurd, aldus de man.
De vrouw heeft gemotiveerd betwist dat de auto reeds in augustus 2012 aan de dochter zou zijn overgedragen; de auto is volgens haar pas rond mei 2013 overgeschreven op de naam van de dochter.
Wat er zij van het tijdstip van overdracht aan de dochter, niet in geschil is dat de auto in de huwelijksgemeenschap viel, zodat ook de opbrengst daarin terecht had moeten komen. Nu deze kennelijk door de man alleen is gebruikt, dient het door de vrouw niet bestreden bedrag van € 6.500,-- tussen partijen te worden verrekend.

8.Ontbrekende gelden

De man heeft gesteld dat er nog een geldbedrag van € 70.000,-- moet zijn, dat partijen in 2010 tot hun beschikking hadden. Hij beroept zich daartoe op een brief van de vrouw uit 2010 en verzoekt te bepalen dat genoemd bedrag tot de huwelijksgemeenschap behoort en bij helfte moet worden verdeeld. Voorts heeft de man gesteld dat de vrouw grote bedragen op haar eigen rekening heeft gestort, maar deze op aandringen van de man op de gezamenlijke rekening heeft gestort, waarbij zij € 1.000,-- te weinig heeft teruggestort.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat een gedeelte van de gelden – in ieder geval ook de
€ 1.000,-- – is aangewend ten behoeve van de gezamenlijke huishouding van partijen en aan hun kinderen (bijvoorbeeld studie- en zorgverzekeringskosten van de kinderen), zodat er geen sprake is van ontbrekende gelden. Het restant van het in 2009 nog aanwezige geld is volgens de vrouw opgegaan aan door de man veroorzaakte financiële tegenvallers (aankoop van een bar, hennepteelt).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man zijn stellingen ter zake onvoldoende onderbouwd. In de brief van de vrouw waarop hij zich beroept, die gericht is aan de kinderen van partijen, legt de vrouw juist uit waar het geld is gebleven, onder andere in – samengevat – mislukte ondernemingen door onverantwoord handelen van de man. De man heeft dit niet voldoende gemotiveerd weersproken, zodat de rechtbank niet tot het oordeel komt dat er sprake is van ontbrekende gelden. Ook kan de rechtbank uit de door de man overgelegde bankafschriften niet afleiden dat de vrouw € 1.000,-- meer had moeten storten, zodat de betreffende verzoeken zullen worden afgewezen.
9. Pensioen
Uitsluiting van pensioenverevening kan ingevolge de Wet verevening pensioen bij scheiding alleen door partijen zelf plaatsvinden, zodat de rechtbank het verzoek van de man op dit punt zal afwijzen.

10.Vordering van de man op de vrouw

Gelet op de gehanteerde peildatum en hetgeen tussen partijen is overeengekomen (zie onder 5) behoeft de stelling van de man dat de vrouw op 21 december 2012 € 1.000,-- heeft opgenomen van [nummer] geen verdere bespreking meer nu het saldo wordt verdeeld per peildatum.
De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank:
*
spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man], en [de vrouw], gehuwd op[datum huwelijk] in de gemeente[plaats huwelijk];
*
bepaalt dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de woning te [adres], en het gebruik van de zaken, die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, mits deze woning op het ogenblik van die inschrijving door de man wordt bewoond en aan de vrouw uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, en verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
Indien de man binnen drie maanden na heden financiering heeft verkregen om de echtelijke woning op zijn naam te zetten en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire lening te doen ontslaan, wordt deze voor een waarde van € 295.000,-- aan de man toegedeeld, onder de verplichting de helft van de overwaarde (verkoopprijs minus de hypothecaire lening en verkoopkosten) aan de vrouw uit te keren;
Indien de man binnen drie maanden na heden geen financiering heeft verkregen om de echtelijke woning over te nemen, dient deze te worden verkocht. De man dient in dat geval binnen een week een makelaar aan te wijzen uit de drie door de vrouw aangedragen NVM-makelaars op straffe van een dwangsom van € 500,-- per (gedeelte van een) dag dat de man daarmee in gebreke blijft. Vervolgens dient de man zijn volledige medewerking te verlenen aan het te koop zetten van de woning, het bepalen van een vraag- en laatprijs op advies van de aan te zoeken makelaar, aan bezichtigingen, onderhandelingen, verkoop en levering en alle andere handelingen die in dat verband noodzakelijk zijn;
De rechtbank bepaalt dat boven een bedrag van € 10.000,-- geen dwangsommen meer worden verbeurd; verder is de dwangsom vatbaar voor matiging door de rechter, voor zover handhaving van die dwangsom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van die overtreding;
Indien de man binnen drie maanden na heden financiering heeft verkregen om de garage over te nemen, wordt deze voor een waarde van € 30.000,-- aan de man toegedeeld, onder de verplichting de helft van de overwaarde (verkoopprijs minus verkoopkosten) aan de vrouw uit te keren;
Indien de man niet binnen drie maanden na heden financiering heeft verkregen om de garage over te nemen, dient deze te worden verkocht. De man dient in dat geval binnen een week een makelaar aan te wijzen uit de drie door de vrouw aangedragen makelaars en vervolgens zijn volledige medewerking te verlenen aan het te koop zetten van de garage, het bepalen van een vraag- en laatprijs op advies van de aan te zoeken makelaar, bezichtigingen, verkoop en levering en alle andere handelingen die in dat verband redelijkerwijze noodzakelijk zijn.
aan de man worden voorts de volgende vermogensbestanddelen toegedeeld:
 de kapitaalpolis [nummer] per peildatum onder verrekening van de helft van de waarde per peildatum met de vrouw;
 de helft van de saldi per peildatum op de [bank]-rekeningen met rekeningnummers
- [nummer]
- [nummer]
- [nummer]
- [nummer]
- [nummer],
onder verrekening van de helft van de saldi per peildatum met de man;
 de helft van het saldo per peildatum op de [naam]-rekening met rekeningnummer [nummer];
 inboedelgoederen, te weten:
- tempurbed;
- slaapbank logeerkamer;
- slaapkamerameublement;
- commodekast;
- salontafel woonkamer;
- audio-apparatuur en hd breedbeeld tv;
- cd/dvd kast in woonkamer;
- gobelins, schilderijen;
- sieraden: gouden kruis met briljanten, vrouwenhorloge Raymond Weil en
twee witgouden vrouwenringen met briljanten;
- gereedschap;
- wasmachine;
- wasdroger;
- vitrage en gordijnen;
-resterende CD’s,
zonder nadere verrekening met de vrouw;
 de opbrengst van de verkoop van de auto Hyundai i10, onder de verplichting de helft van dat bedrag, te weten € 3.250,--, aan de vrouw uit te keren;
5. aan de vrouw worden de volgende vermogensbestanddelen toegedeeld:
 de helft van de overwaarde c.q. netto opbrengst van de echtelijke woning zoals bij de man vermeld;
 de helft van de waarde c.q. netto opbrengst van de garage;
 de kapitaalpolissen [nummer] en [nummer], onder verrekening van de helft van het saldo per peildatum met de man;
 de saldi van de [bank]-rekeningen met rekeningnummers
- [nummer]
- [nummer]
- [nummer]
- [nummer]
- [nummer],
onder verrekening van de helft van de saldi per peildatum met de man;
 het saldo op de [naam]-rekening met rekeningnummer[nummer], onder verrekening van de helft van het saldo per peildatum met de man;
 inboedelgoederen, te weten:
- Auping-bed;
- Engelse boekenkast met boeken vrouw;
- bankstel woonkamer
- Ikea-tafeltje;
- dressoirkast;
- eettafel en stoelen;
- geborduurd schilderij;
- buikkastje, bijzetkastje en paraplubak;
- huisraad, linnen- en beddengoed,
zonder nadere verrekening met de man;
 de helft van de opbrengst van de verkoop van de auto Hyundai i10, te weten € 3.250,--;
*
verklaart deze vaststelling van de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.B. Verkleij, bijgestaan door mr. I.A. de Witte-Snel als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 2013.