Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 november 2013
[verzoeker],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Voorts is in dit besluit tegen verzoeker een inreisverbod voor de duur van tien jaar uitgevaardigd.
Overwegingen
Verzoeker heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is op 10 april 1999 Nederland ingereisd. Verzoeker heeft vanaf 28 april 1999 rechtmatig verblijf gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met l, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Bij besluit van 28 april 2012 is de geldigheidsduur van de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd verlengd tot 28 april 2017.
Uit het uittreksel van het justitiële documentatieregister van 19 december 2012 blijkt van onder meer de volgende veroordelingen:
-bij vonnis van 29 juni 2011 is verzoeker door de meervoudige strafkamer te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, wegens overtreding van de artikel 302, eerste lid in samenhang met artikel 45, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (WvSr), artikel 350, eerste lid, WvSr, artikel 312, tweede lid, aanhef en onder sub 2, in samenhang met artikel 317, eerste lid, WvSr en artikel 310 in samenhang met artikel 311, eerste lid, aanhef en onder sub 4 en 5, WvSr;
-bij vonnis van 16 september 2010 is verzoeker door de politierechter te Arnhem onder meer veroordeeld tot 40 uren werkstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis, wegens overtreding van artikel 285, eerste lid, WvSr en artikel 266, eerste lid, in samenhang met artikel 267, aanhef en onder sub 2, WvSr;
-bij vonnis van 24 september 2008 is verzoeker door de politierechter te Arnhem onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, wegens overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 184, eerste lid, WvSr en artikel 310 WvSr;
-bij vonnis van 6 juli 2007 is verzoeker door de meervoudige strafkamer te Arnhem veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van drie maanden wegens overtreding van artikel 310, in samenhang met artikel 311, eerste lid, aanhef en onder sub 4 WvSr, artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a, WvSr en artikel 310 in samenhang met artikel 311, eerste lid, aanhef en onder sub 4 en 5 en artikel 45, eerste lid, WvSr;
-bij vonnis van 6 juli 2007 is verzoeker door de meervoudige strafkamer te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand wegens overtreding van artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a, WvSr;
-bij vonnis van 24 augustus 2005 is verzoeker door de politierechter te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken wegens overtreding van artikel 310 WvSr;
-bij vonnis van 21 december 2004 is verzoeker door de meervoudige strafkamer te Arnhem veroordeeld tot 113 dagen jeugddetentie wegens overtreding van artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2 in samenhang met artikel 317, eerste lid en artikel 45, eerste lid, WvSr;
-bij vonnis van 1 juli 2002 is verzoeker door de kinderrechter te Arnhem onder meer veroordeeld tot een maand jeugddetentie voorwaardelijk wegens overtreding van artikel 310 WvSr, artikel 350, eerste lid, WvSr, artikel 13, eerste lid, in samenhang met artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie, artikel 312, tweede lid, aanhef en onder sub 2 in samenhang met artikel 317, eerste lid, WvSr en artikel 310 in samenhang met artikel 311, eerste lid, aanhef en onder sub 4, WvSr, welke straf blijkens de beslissing van 27 mei 2003 van de meervoudige strafkamer te Arnhem volledig ten uitvoer is gelegd.
Nu verweerder de verblijfsvergunning van verzoeker niet mocht intrekken, bestaat grond voor het oordeel dat verweerder niet bevoegd was een terugkeerbesluit te nemen en een inreisverbod op te leggen.De door verzoeker aangevoerde grond slaagt en het door hem ingestelde beroep is reeds hierom gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 Awb. De voorzieningenrechter onderzoekt hierna of er aanleiding is om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit geheel of gedeeltelijk in stand blijven.
Voorts heeft verweerder met het standpunt dat het een persoonlijke keuze is als verzoekers partner en kind, [naam 2], niet te willen uitreizen naar Nigeria, en dat verzoeker dan contact met [naam 2] kan hebben door bijvoorbeeld telefoon, computer of bezoek in de vakantie, de belangen van [naam 2] onvoldoende betrokken. Gelet op de leeftijd van [naam 2] kan de voorzieningenrechter verweerder niet volgen in zijn standpunt dat contact door moderne communicatie middelen kan worden onderhouden. Dit klemt te meer omdat aan verzoeker een inreisverbod voor de duur van tien jaren wordt opgelegd. Verweerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd hoe het belang van [naam 2] bij de besluitvorming is betrokken.