Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de rechtbank in de zaak tussen
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
The person concerned arrived in the Netherlands on 17 November 2012, together with his wife. He applied for asylum on 21 November 2012.” Eisers hebben vervolgens ter zitting het standpunt ingenomen dat gelet op het in het dossier opgenomen p-v betreffende een M117-C formulier ook 17 november 2012 als indieningsdatum van de asielaanvragen kan worden opgevat.
De doelstelling van de Verordening is het vaststellen van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten is ingediend. De Verordening ziet niet op de wijze van inrichting van de asielprocedures in de afzonderlijke lidstaten. In het licht hiervan en gelet op de tekst van deze bepaling, staat artikel 4, tweede lid, van de Verordening er niet aan in de weg dat een asielverzoek dient te worden ingediend door middel van een formulier. (…) Uit artikel 4, tweede lid, van de Verordening volgt dat een asielverzoek wat betreft de aanvang van de procedure voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat geacht wordt te zijn ingediend indien de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van een formulier. Aldus maakt de Verordening een onderscheid tussen een asielverzoek en de (formele) indiening daarvan. Vaststaat dat de vreemdeling op 30 september 2009 het formulier bedoeld in artikel 3.38 van het VV 2000 heeft ingediend. Daarvan heeft de korpschef op diezelfde dag een proces-verbaal opgemaakt en aan de vreemdeling uitgereikt. (…)”
Het in deze zaak op 30 september 2009 opgestelde proces-verbaal bevestigt dat de vreemdeling reeds voor die tijd een formeel asielverzoek heeft ingediend door middel van het formulier bedoeld in artikel 3.38 van het VV 2000 en bevat voorts een aanwijzing voor de vreemdeling als bedoeld in artikel 55 van de Vw 2000. Aldus dient dit proces-verbaal niet ter formalisering van de door de vreemdeling kenbaar gemaakte wens om hem internationale bescherming te verlenen. Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, kan het op 30 september 2009 opgestelde proces-verbaal derhalve niet als een proces-verbaal in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Verordening worden aangemerkt, zodat deze bepaling hierop niet van toepassing is.”
De op 12 april 2011 opgestelde processen-verbaal bevatten een weergave van de verhoren die hebben plaatsgevonden om de identiteit van de vreemdelingen vast te stellen dan wel hen te confronteren met, en hun vragen te stellen over, de resultaten van het dactyloscopisch onderzoek. Deze processen-verbaal dienen aldus niet ter formalisering van de door de vreemdelingen kenbaar gemaakte wens om aan hen internationale bescherming te bieden.”