Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiser],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
€ 250,- aan leges voldaan.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Egyptische nationaliteit en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van zijn verleende verblijfsvergunning en tegen de hoogte van de leges die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waren geheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 17 augustus 2012 was ingediend, maar dat de leges pas op 10 september 2012 waren betaald. De staatssecretaris had de verblijfsvergunning verleend met ingang van de datum van betaling, wat eiser betwistte. Eiser stelde dat de vergunning met terugwerkende kracht vanaf de datum van aanvraag verleend diende te worden.
De rechtbank oordeelde dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning terecht was vastgesteld op de datum van betaling, omdat de wet dit voorschrijft. Eiser had ook aangevoerd dat de leges in strijd waren met Europese richtlijnen, maar de rechtbank oordeelde dat de hoogte van de leges niet onredelijk was en dat er een wettelijke basis voor de heffing bestond. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand bleef. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.