ECLI:NL:RBDHA:2013:15485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2013
Publicatiedatum
15 november 2013
Zaaknummer
449363 KG ZA 13-966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in het kader van een overeenkomst tussen een modepartner en Street One

In deze zaak vordert de vennootschap onder firma V.O.F. [A] een schadevergoeding van Street One Modehandel B.V. naar aanleiding van een overeenkomst die op 6 augustus 2008 is gesloten. De overeenkomst betrof de detailhandelverkoop van producten van het merk Street One in de winkel van [A]. [A] stelt dat hij schade heeft geleden door het ontbreken van inhoudelijke ondersteuning van Street One en dat de overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een franchise-overeenkomst. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst niet voldoet aan de criteria van een franchise-overeenkomst, zoals gedefinieerd in de jurisprudentie en Europese regelgeving. De rechter oordeelt dat Street One niet in gebreke is gebleven en dat de schade van [A] niet kan worden toegeschreven aan het ontbreken van ondersteuning. De vordering van [A] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2013.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/449363 / KG ZA 13-966
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2013
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma V.O.F. [A],

gevestigd te Soest,
2.
[A],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. G.R.M. van den Assum te Leusden,
tegen:
de besloten vennootschap
Street One Modehandel B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde,
advocaat mr. K. Ripken te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[A]’ en ‘Street One’.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 27 september 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
[A] drijft sinds medio 2008 een onderneming in een winkelpand aan de [straat] ([postcode]) te Soest. De onderneming richt zich op de verkoop van kleding.
1.2.
Street One is onderdeel van het CBR-concern, een modehuis gericht op de verkoop van vrouwenkleding. CBR exploiteert onder meer het merk Street One. De afzet verloopt over diverse distributiekanalen, zonder dat CBR zelf in winkels verkoopt. Hiervoor zijn een aantal winkelconcepten ontwikkeld.
1.3.
Op 6 augustus 2008 zijn partijen een zogenaamde “systeem 4-overeenkomst oppervlakken” (hierna: de overeenkomst) aangegaan. Doel en onderwerp van de overeenkomst betreft detailhandelverkoop van producten van het merk Street One in het winkelpand van [A], waarbij uitsluitend artikelen worden verkocht die bij Street One zijn ingekocht en aan de consument worden aangeboden in een door Street One vastgesteld winkelconcept (in dit geval: ‘Store’) volgens door Street One vastgestelde regels. In de overeenkomst hebben partijen de voorwaarden vastgelegd voor de uitbating van de modewinkel volgens bedoeld concept.
1.4.
In de overeenkomst is in artikel I. onder 3. het volgende opgenomen:

Voorwaarde voor een succesvolle exploitatie van het Systeemoppervlak is het in acht nemen van een kostenkader, dat voor het sluiten van de overeenkomst met de Partner is overeengekomen. De resultatenrekening / bedrijfseconomische analyse (BWA) die voortvloeit uit deze overwegingen is als Bijlage 1 aan deze overeenkomst toegevoegd”.
1.5.
In de overeenkomst is in artikel III. onder 3. en 4. het volgende opgenomen:

3. Mocht de markt dit nodig maken, dan zal Street One lokale Points of Sale maatregelen treffen. Street One zal deze aan de Partner beschikbaar stellen voor gebruik. De Partner zal in het voorkomende geval max. 1% van de omzet besteden aan deze maatregelen. Bovendien neemt Street One eventueel de ontwikkeling van reclamemateriaal en displays op zich, die de Partner, op eigen kosten, alleen in op het Systeemoppervlak mag gebruiken (zie ook Bijlage 12).
4. De Partner zal geen reclame maken met de naam Street One, aangezien dit in strijd is met
de filosofie van Street One. Dit geldt ook voor openingsadvertenties“.
1.6.
In artikel 6 van de Algemene verkoop-, leverings-, en betalingsvoorwaarden is het volgende opgenomen:

1. Betaling van de factuurprijs dient uiterlijk 10 dagen na factuurdatum, door middel van overmaking op de in de factuur vermelde bank- of girorekening van Street One, te geschieden.
2. Bij ontvangst van de betaling binnen tien dagen na factuurdatum (…) geldt een korting
van 4 % op het factuurbedrag.
1.7.
Vanwege betalingsachterstanden aan de zijde van [A] gedurende de uitvoering van de overeenkomst (2008-2013) heeft Street One meermalen de levering van haar producten aan [A] gestaakt.
1.8.
Wegens tegenvallende verkoopresultaten heeft [A] medio januari 2013 het contract met Street One voortijdig beëindigd dan wel de overeenkomst met Street One opgezegd en de winkel gesloten. Op 1 maart 2013 heeft [A] op dezelfde locatie een doorstart gemaakt, dit keer volgens een “multi-labelconcept”, waarbij ook producten van Street One worden verkocht.
1.9.
Bij brief van 4 juni 2013 heeft [A] Street One aansprakelijk gesteld voor de bij hem opgetreden schade als gevolg van bij de aanvankelijke prognoses achterblijvende omzetcijfers.

2.Het geschil

2.1.
[A] vordert Street One te veroordelen om aan hem te betalen een bedrag van
€ 74.706,82, althans een nader te bepalen bedrag, als voorschot op het bedrag dat Street One aan [A] verschuldigd is als schadevergoeding.
2.2.
Daartoe voert [A] het volgende aan. Street One heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst onvoldoende marktonderzoek verricht. Daardoor heeft Street One bij het aangaan van de overeenkomst onjuiste prognoses verstrekt, onder meer met betrekking tot het te verwachten aantal bezoekers van de winkel. Door het contractuele verbod op reclame heeft [A] geen invloed gehad op het aantal bezoekers. Vanwege de reële bezoekersaantallen is de geprognosticeerde omzet structureel niet gehaald, met aanhoudend achterblijvende omzetcijfers tot gevolg. Street One heeft geen adequate hulp of anderszins zinvolle (inhoudelijke) ondersteuning geboden om deze situatie het hoofd te bieden, de vele verzoeken van [A] ten spijt. De situatie is voorts verergerd door het vanuit Street One zonder grondslag meermalen effectief staken van de leveringen aan [A] vanwege betalingsachterstanden. Aldus heeft Street One in strijd gehandeld met de overeenkomst althans is zij haar zorgplicht als franchisegever, distributeur dan wel contractant jegens [A] niet nagekomen. Een en ander brengt mee dat Street One toerekenbaar en verwijtbaar in gebreke is gebleven. [A] heeft daardoor schade geleden. Street One is voor die schade aansprakelijk. De exacte omvang van deze schade is nog niet bekend. Optredende verliezen in de bedrijfsvoering zijn door de opgetreden schade moeilijk te financieren. Daarom vordert [A] bij wege van voorlopige voorziening van Street One een voorschot op de nog vast te stellen schade.
2.3.
Street One voert gemotiveerd verweer, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
Allereerst voert Street One als verweer aan dat de vordering voor zover ingesteld door eisende partij sub 2. niet toewijsbaar is omdat de V.O.F. [A] geen partij is bij de overeenkomst. Street One wordt daarin gevolgd. Waar in het navolgende wordt gerefereerd aan [A] wordt bedoeld eiser sub 2., zijnde [A]. Ook waar in het navolgende wordt gerefereerd aan partijen wordt daarmee, voor zover het eiser(s) betreft, gedoeld op [A].
3.2.
Street One betwist voorts het spoedeisend belang van [A] bij de behandeling van zijn vordering. [A] wijst voor dit belang op problemen bij de financiering van binnen zijn onderneming optredende verliezen. Inzake het gestelde spoedeisend belang wijst hij voorts op een lijst met binnen de onderneming op korte termijn te betalen posten, waaronder uitstaande bedragen aan huur en personeel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee het spoedeisend belang van [A] gegeven.
3.3.
Ter zitting heeft [A] zijn vordering nader geduid, in die zin dat in deze procedure niet in geschil is of Street One met de omschrijving “een succesvolle exploitatie” als doel van de overeenkomst een garantie heeft afgegeven.
3.4.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is, hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden.
3.5.
[A] stelt dat hij schade heeft ondervonden door het gebrek aan ondersteuning door Street One gedurende de uitvoering van de overeenkomst.
3.6.
[A] stelt zich daartoe op het standpunt dat Street One niet in overeenstemming heeft gehandeld met de geldende uitgangspunten bij uitvoering van franchise-overeenkomsten en verwijst daarbij naar hetgeen voor wat betreft de verplichtingen van de franchise-gever is vastgelegd in de Europese Erecode inzake Franchising.
3.7.
Street One heeft zich bij conclusie van antwoord daarentegen gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de overeenkomst tussen partijen niet kan worden aangemerkt als een franchise-overeenkomst. Zij verwijst daartoe naar de definitie van de franchise-overeenkomst zoals gehanteerd in de jurisprudentie (onder meer HR 25 januari 2002, NJ 2003, 31). Ook verwijst zij naar de bij die definitie in acht genomen Europese regelgeving (EG-Verordening 4087/88), waarin voor wat betreft de franchise-overeenkomst wordt uitgegaan van een overeenkomst waarin de franchise-gever de franchise-nemer tegen vergoeding het recht verleent om een franchise-onderneming te exploiteren voor de afzet van een bepaald type goederen en/of de verrichting van bepaalde diensten. Omdat in de relatie tussen Street One en Store-partner [A] geen sprake is van een geldelijke vergoeding is Street One van oordeel dat de overeenkomst niet kan worden gekenmerkt als een franchise-overeenkomst.
3.8.
Gelet het gemotiveerde verweer van Street One, mede gezien het feit dat [A] de stellingen van Street One op dit punt ter zitting inhoudelijk niet dan wel onvoldoende heeft weersproken, is in deze procedure niet aannemelijk geworden dat de overeenkomst tussen Street One en [A] kan worden aangemerkt als een franchise-overeenkomst. Voor verder onderzoek en bewijsvoering inzake de vraag of sprake is van een franchise-overeenkomst is in het bestek van deze kort geding-procedure geen plaats. Of de overeenkomst gelijkenis vertoont met de overeenkomst die ter beoordeling heeft voorgelegen in het door [A] aangehaalde vonnis van 19 september 2012 van deze rechtbank (zaak- en rolnummer 416016 / HA ZA 12-416), waarin de betreffende overeenkomst tussen Street One en een andere retail-partner als franchise-overeenkomst is aangemerkt, kan hier daarom in het midden blijven. Voor zover [A] zich ter onderbouwing van zijn stelling beroept op verplichtingen van Street One als franchise-gever kan hij, gelet op het vorenstaande, daarin niet worden gevolgd.
3.9.
Voor zover [A] zich op het standpunt stelt dat Street One anderszins niet aan haar contractuele verplichtingen op basis van de overeenkomst heeft voldaan wordt als volgt overwogen.
3.10.
Als verweer heeft Street One zich bij antwoord op het standpunt gesteld dat zij voorafgaand aan de overeenkomst met [A] zorgvuldig en correct heeft gehandeld en dat er geen aanleiding bestaat voor de aanname dat Street One in dat opzicht jegens [A] onrechtmatig heeft gehandeld. Ter onderbouwing heeft Street One daarbij uiteengezet hoe voorafgaand aan het tot stand komen van overeenkomsten als de onderhavige van haar kant vooronderzoek plaatsvindt naar - onder meer - het inwonersaantal van de omgeving van het winkelpand in kwestie, naar het lokaal besteedbaar inkomen en naar de lokaal bestaande koopkracht, naar omzetgegevens van andere Street One-winkels in vergelijkbare omstandigheden, naar de bestaande infrastructuur in de omgeving en de geschiktheid van het betreffende winkelpand. De uitkomsten van dit vooronderzoek worden vervolgens, zoals ook bij de overeenkomst met [A] het geval is geweest, gebruikt als basis voor een inschatting (een prognose) van de omzetpotentie van de winkel in de vorm van een bedrijfsanalyse (BWA: bruto winst analyse).
3.11.
Voor zover [A] tegen de achtergrond van het voorgaande van oordeel is dat Street One in de aanloop naar het tot stand komen van de overeenkomst verwijtbaar haar verplichtingen als (toekomstig) contractant heeft verzuimd had het op zijn weg gelegen om specifiek nader te duiden in welk opzicht Street One te kort is geschoten, hetgeen [A] evenwel ter zitting heeft nagelaten. Het enkele betoog dat zich in de winkel niet de bezoekersaantallen hebben aangediend die naar aanleiding van het vooronderzoek door Street One zijn geprognosticeerd is daartoe althans onvoldoende. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Street One gemotiveerd heeft aangevoerd dat de achterblijvende bezoekersaantallen en - daarmee ook - de achterblijvende omzet in de winkel van [A] hoofdzakelijk verband houden met onvoorzienbare factoren zoals de sinds medio 2008 ingetreden economische crisis en/of de minder goed aangeslagen collecties van Street One en dat de achterblijvende omzet niet is terug te voeren op de door Street One in 2008 afgegeven prognose.
3.12.
Met betrekking tot de door [A] als hoofdverwijt aangevoerde stelling dat hij van Street One in het kader van de overeenkomst geen enkele (inhoudelijke) ondersteuning heeft gekregen wordt het volgende overwogen.
3.13.
Als verweer wijst Street One op het feit dat [A] bij aanvang van de overeenkomst in 2008 al niet beschikte over voldoende middelen om de kosten van de (nieuwe) bedrijfsvoering te voldoen en dat Street One hem al kort na opening van de winkel te hulp is geschoten door akkoord te gaan met een betalingsregeling. Ook is jegens [A] gedurende de overeenkomst voor een zekere periode een soepelere betalingstermijn (in casu een termijn van 30 dagen) gehanteerd dan te doen gebruikelijk en zijn er gedurende overeenkomst met [A] meerdere betalingsregelingen overeenkomen, aldus Street One.
3.14.
Voorts wijst Street One op het vanuit haar vestigingsplaats opererende Street One Service-Team van waaruit onder meer ook aan retail-partners allerhande service wordt geboden, zoals onder meer de afhandeling van klachten inzake leveringen en factureringen.
3.15.
Ook wijst Street One op de showrooms waar door retail-partners wordt ingekocht en waar een daar aanwezig sales en merchandise-team de retail-partners te woord staat met informatie over nieuwe collecties en advies inzake het inkoopbudget.
3.16.
Voorts stelt Street One er geen enkel belang bij te hebben aan retail-partners de verwachtingen en mogelijkheden betreffende de omzet te rooskleurig voor te stellen, met als gevolg dat deze partners vroegtijdig hun winkels moeten sluiten. In lijn met het gestelde belang om die situatie te voorkomen wijst Street One op het door haar gevoerde beleid om haar retail-partners te coachen. Deze coaching bestaat uit begeleiding en overdracht van kennis op het gebied van marketing, budgettering en sales en vindt plaats in de winkels zelf en vanuit de showroom te Almere.
3.17.
Ook ten aanzien van deze onderdelen van het verweer geldt dat, nadat Street One de in de dagvaarding opgenomen stellingen op dit punt bij conclusie van antwoord inhoudelijk heeft weersproken, het vervolgens op de weg van [A] had gelegen zijn stellingen bij de mondelinge behandeling van de zaak nader te onderbouwen, hetgeen echter onvoldoende heeft plaatsgevonden.
3.18.
Ten slotte heeft [A] aangevoerd dat de achterblijvende omzetcijfers gedurende de uitvoering van de overeenkomst (mede) het gevolg zijn geweest van het door Street One aan hem opgelegde verbod om zelf reclame te maken, van de strakke betalingscondities die Street One hanteert en van de door Street One opgelegde leveringsstops. Deze omstandigheden zijn evenwel onderdeel van de overeenkomst die in 2008 tussen partijen tot stand is gekomen. Bij die gelegenheid is [A] akkoord gegaan met het in de overeenkomst opgenomen reclameverbod, met de betalingsvoorwaarden die bij levering door Street One door de retail-partners in acht dienen te worden genomen en met de mogelijkheid van het door Street One stopzetten van de levering van producten in het geval van betalingsachterstand. Daarmee zijn die omstandigheden niet aan Street One als wederpartij bij de overeenkomst tegen te werpen. Overigens hebben de leveringsstops gedurende de overeenkomst niet in de weg gestaan aan de levering aan [A] vanuit de met enige regelmaat geïntroduceerde nieuwe collecties, aldus Street One.
3.19.
Gelet op al het vorenstaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de door [A] gestelde schade ten tijde van de overeenkomst is terug te voeren op het ontbreken van inhoudelijke ondersteuning en dat Street One voor die schade aansprakelijk is. In het verlengde daarvan is ook niet aannemelijk geworden dat, mocht de bodemrechter over de vordering van [A] komen te oordelen, de vordering tot betaling van de gestelde schade zal worden toegewezen.
3.20.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [A] niet voor toewijzing in aanmerking komt.
3.21.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [A] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Street One begroot op € 2.652,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 1.836,-- aan griffierecht;
- verklaart vorenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken
op 9 oktober 2013.
fl