Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 november 2013 in de zaak tussen
[verzoeker],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Ingevolge artikel 6.5, derde lid, Vb wordt het inreisverbod opgeheven, indien zich een van de gevallen, bedoeld in het tweede lid, voordoet.
De voorzieningenrechter volgt verweerder evenmin in zijn (subsidiaire) standpunt dat verzoeker geen rechten kan ontlenen aan de standstill-bepaling van artikel 41, eerste lid, Aanvullend Protocol, omdat verzoeker geen rechtmatig verblijf heeft. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 20 september 2007 in de zaak C-16/05, Tum & Dari tegen Secretary of State for the Home Department (ECLI:NL:XX:2007:BB8030) volgt dat artikel 41, eerste lid, Aanvullend Protocol van toepassing is, ook al heeft de vreemdeling geen rechtmatig verblijf en is in die zin sprake van een eerste toelating (vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 maart 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BC6595)).
De standstillbepaling van artikel 41, eerste lid, Aanvullend Protocol houdt in dat zij de invoering van nieuwe maatregelen verbiedt die tot doel of gevolg zouden hebben de vestiging van Turkse staatsburgers in een lidstaat te onderwerpen aan restrictievere voorwaarden dan die op 1 januari 1973 golden. Niet is gebleken dat op 1 januari 1973 reeds de mogelijkheid bestond een inreisverbod, of een soortgelijke maatregel, op te leggen op (onder meer) de gronden dat meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning zijn afgewezen en de vreemdeling niet heeft voldaan aan de verplichting Nederland te verlaten, met als rechtsgevolg dat reeds op die grond een (nieuwe) aanvraag kon worden afgewezen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is daarom het in het bestreden besluit tegenwerpen van het aan verzoeker opgelegde inreisverbod, zonder onderzoek naar de vraag of aan de vereisten voor het verlenen van de door verzoeker gevraagde verblijfsvergunning wordt voldaan, in strijd met artikel 41, eerste lid, Aanvullend Protocol. Gelet op het bepaalde in artikel 6.5, tweede lid, aanhef en onder g, Vb in samenhang met artikel 6.5, derde lid, Vb zal verweerder derhalve inhoudelijk dienen te beoordelen of verzoeker in aanmerking komt voor de door hem gevraagde verblijfsvergunning en zal verweerder het inreisverbod dienen op te heffen indien dat het geval zou zijn.