In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 oktober 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Armeense vrouw met ernstige psychische klachten, had op 3 mei 2010 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Vanwege haar medische toestand was zij niet in staat om een nader gehoor af te leggen. De IND had de aanvraag afgewezen op basis van alternatieve informatie, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing niet deugde.
De rechtbank stelde vast dat de IND-werkinstructie nr. 2010/13, die bepaalt dat een asielaanvraag moet worden afgewezen als een asielzoeker om medische redenen niet gehoord kan worden, kennelijk onredelijk beleid bevat. Dit beleid kan leiden tot schending van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM, omdat het een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor vreemdelingen die niet in staat zijn om hun asielmotieven te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de IND onvoldoende had aangetoond dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging had en dat de afwijzing van haar aanvraag op ondeugdelijke gronden was gebaseerd.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 944,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waar medische klachten een rol spelen.