In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de proceskostenvergoeding die aan eiser is toegekend na een hoorzitting waarin meerdere bezwaarschriften tegen de vastgestelde WOZ-waarde zijn behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde [A], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 207.000. Na een hoorzitting op 25 juli 2013, waarin ook andere zaken werden behandeld, heeft de rechtbank geoordeeld dat de kostenvergoeding voor de hoorzitting in redelijkheid op € 29,50 kan worden vastgesteld, gezien de bijzondere omstandigheden van de behandeling van meerdere zaken in één zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van samenhangende zaken, omdat de bezwaren betrekking hadden op verschillende woningen en omstandigheden. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding voor de hoorzitting en het taxatierapport vastgesteld op respectievelijk € 29,50 en € 119, wat resulteert in een totale vergoeding van € 266,50. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd voor zover het de vergoeding van proceskosten betreft en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.