In deze zaak heeft verzoekster, een vreemdeling van onbekende nationaliteit, op 20 maart 2013 een aanvraag ingediend voor de verlenging van haar verblijfsvergunning. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft deze aanvraag op 10 juli 2013 buiten behandeling gesteld omdat verzoekster de verschuldigde leges niet had betaald. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 5 augustus 2013 en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar was beslist. Tijdens de zitting op 7 oktober 2013 heeft de IND verklaard dat het bezwaar gegrond zal worden verklaard, maar verzet zich tegen vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de IND de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat verzoekster niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster de leges pas na indiening van het verzoekschrift heeft betaald, wat geen grond biedt voor vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft de IND echter niet tegengehouden in het toewijzen van de voorlopige voorziening, waardoor uitzetting achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van nationale procedureregels bij aanvragen om verblijfsvergunningen en bevestigt dat de IND niet verplicht is om aanvragen in behandeling te nemen als de leges niet tijdig zijn betaald. De voorzieningenrechter heeft de beslissing van de IND bevestigd en de verzoekster in haar verzoek om voorlopige voorziening in het gelijk gesteld, maar zonder toewijzing van proceskosten.