Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 oktober 2013 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude, verweerder
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [A], [B] en [C], allen wonende te [plaats] (gemachtigde: mr. drs. R. Lagerweij).
Procesverloop
Bij uitspraak van 17 augustus 2011 heeft de rechtbank het door eiser hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard (zaaknummers AWB 10/5761, 10/5763 en 10/5764).
Overwegingen
Blijkens de stukken heeft verweerder bij besluit van 19 november 2008 vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van twee vrijstaande woningen aan de achterzijde van het perceel [a-straat 1], nabij [b]. Van deze beide reeds vergunde woningen, met huisnummers [b-straat 1] en [b-straat 1a], is alleen de woning [b-straat 1a] inmiddels gerealiseerd.
Verweerder concludeert dat aan het verzoek om vrijstelling geen goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag kan worden gelegd. Daarbij merkt verweerder op dat een herziening van de bedrijfsbestemming in een woonbestemming in overeenstemming kan zijn met een goede ruimtelijke ordening, mits de woningen met een minder hoge bebouwingsdichtheid stedebouwkundig aanvaardbaar worden ingepast.
Eiser voert daarnaast nog aan dat verweerder ermee heeft ingestemd dat de twee vergunde woningen op kleinere percelen zouden worden gerealiseerd en dat de percelen van de drie geprojecteerde woningen hetzelfde formaat zouden hebben. Voor de [a-straat] geldt volgens eiser juist de verplichting om meer aaneengesloten te bouwen om het gesloten karakter van het dorpslint in stand te houden. De conclusie dat een tussenruimte van één meter stedebouwkundig te weinig zou zijn snijdt volgens eiser geen hout, nu er in de bestaande situatie al een afstand van één meter is vergund.
Verweerder meent dat de bouw van twee woningen op het perceel wel stedebouwkundig aanvaardbaar is omdat dan meer ruimte overblijft voor het zodanig – bijvoorbeeld schuin – situeren van de woningen dat rekening kan worden gehouden met de privacy van de bewoners van de [c-straat 1 tot en met 1d]. Ook de zonlichttoetreding zal daardoor verbeteren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voor het overige met de ter zitting gegeven nadere toelichting voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom hij de bouw van twee woningen wel en die van drie woningen niet aanvaardbaar acht en waarom hij geen medewerking wenst te verlenen aan het door eiser ingediende bouwplan. De rechtbank onderschrijft daarbij het standpunt van verweerder dat hij gehouden was het bouwplan te beoordelen zoals dat is ingediend.
Voor zover eiser in het beroepschrift opnieuw een beroep heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel slaagt dit evenmin. De rechtbank verwijst naar hetgeen daarover is overwogen in haar uitspraak van 17 augustus 2011 en in de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2012.
Het beroep is dan ook gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Nu verweerder zijn beslissing alsnog ter zitting adequaat heeft gemotiveerd, ziet de rechtbank evenwel aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
Beslissing
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013.