In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Delft (eiser) en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verweerder) over de toekenning van een meerjarige aanvullende uitkering op het inkomensdeel van de Wet werk en bijstand (Wwb). Eiser had een verzoek ingediend voor een MAU-uitkering voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013, omdat er een meerjarig tekort was op de aan verweerder toegekende uitkering. De Toetsingscommissie Wwb had de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de oorzaken van de overstijging van het budget. De IWI concludeerde dat er sprake was van een verdeelstoornis, maar dat een deel van het tekort ook verklaarbaar was uit gemeentelijk beleid en uitvoering.
De rechtbank oordeelde dat verweerder de eigen bijdrage voor de MAU-uitkering op 5% had mogen vaststellen, omdat de IWI had vastgesteld dat ongeveer 30% van het tekort beïnvloedbaar was door de gemeente. Eiser betoogde dat de wijziging van de beoordelingssystematiek ten tijde van de besluitvorming onterecht was, maar de rechtbank oordeelde dat er geen rechtsregel was die dit verhinderde. De rechtbank vond ook dat verweerder niet verplicht was om beleid vast te stellen over de wijze van berekening van de verdeelstoornis. Eiser kon zich niet beroepen op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezegging was gedaan door een bevoegd orgaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.