ECLI:NL:RBDHA:2013:12960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
2 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-13_4542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisnummeringsbesluit en kwalificatie als verblijfsobject in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A] B.V. en de Burgemeester en wethouders van Den Haag over een huisnummeringsbesluit. Eiseres, [A] B.V., had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 november 2012, waarbij verweerder huisnummers toekende aan te realiseren appartementen en bestaande huisnummers wijzigde. Eiseres stelde dat de bedrijfsruimte met voorheen huisnummer [nummer 1] een verblijfsobject is en daarom ook een huisnummer zou moeten krijgen. Verweerder betwistte dit en stelde dat de ruimte geen zelfstandige ontsluiting naar de openbare weg had en geen eigen sanitaire voorzieningen bezat, waardoor het niet als verblijfsobject kon worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Ze oordeelde dat de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] wel degelijk voldeed aan de criteria voor een verblijfsobject, zoals vastgelegd in de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet bag). De rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van eigen sanitaire voorzieningen niet als voorwaarde geldt voor de kwalificatie als verblijfsobject. Bovendien was de ruimte toegankelijk via een gedeelde verkeersruimte, wat ook voldeed aan de eisen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit van verweerder vernietigd en bepaald dat aan de bedrijfsruimte met voorheen huisnummer [nummer 1] een eigen huisnummer moet worden toegekend. Tevens werd verweerder opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de kwalificatie van verblijfsobjecten en de bijbehorende huisnummering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR AWB 13/4542
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2013 in de zaak tussen
[A] B.V., te Den Haag, eiseres
en
Burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. Reemijer).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2012 (primair besluit) heeft verweerder een huisnummeringsbesluit genomen met betrekking tot panden aan de [a-straat] te Den Haag.
Bij besluit van 22 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 13 maart 2012 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [B]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1 Naar aanleiding van de aanvraag van eiseres voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van twee appartementen op respectievelijk de tweede en derde etage van het pand/de panden aan de [a-straat] [nummer 1 t/m 2a] (oud) heeft verweerder bij besluit van 23 november 2012 aan de te realiseren appartementen huisnummers toegekend en tevens de bestaande huisnummers van de op de begane grond gelegen bedrijfsruimtes gewijzigd.
1.2 De panden aan de [a-straat] [nummer 1 t/m 2a] zijn eigendom van eiseres. Zij zijn in gebruik als bedrijfsruimte, woning en garage. Op de begane grond bevinden zich twee bedrijfsruimtes. Op de door eiseres overgelegde plattegrond zijn deze twee ruimtes aangeduid met nummer [nummer 1] respectievelijk [nummer 2/2a]. Voorafgaand aan het huisnummeringsbesluit waren aan de bedrijfsruimtes op de begane grond de huisnummers [a-straat] [nummer 1] (oud) en [a-straat] [nummer 2a] (oud) toegekend. Beide bedrijfsruimtes hebben tevens een eigen in- en uitgang aan de [b-straat]. Deze in- en uitgangen aan de [b-straat] staan in deze procedure niet ter discussie.
1.3 De ruimte die op de plattegrond is aangeduid met nummert [nummer 1] is in gebruik bij eiseres. De ruimte die op de kaart is aangeduid met nummer [nummer 2/2a] is door eiseres verhuurd aan [C] BV. Een deel van de aan [C] BV verhuurde ruimte is in gebruik gegeven aan [D].
1.4 De ruimte met nummer [nummer 1] (oud) is toegankelijk via een gang met daarin een trappenhuis dat wordt gedeeld met de bovengelegen etages. De ruimte met nummer [nummer 2/2a](oud) heeft een afzonderlijke ingang aan de [a-straat]. De beide ruimtes zijn met een wand van elkaar gescheiden en ieder zelfstandig afsluitbaar.
1.4 De directeur van eiseres, [B], woont op de eerste etage.
1.5 Met het huisnummeringsbesluit zijn aan de appartementen gelegen op de eerste, tweede en derde etage de huisnummers [nummer 1], [nummer 1a] en [nummer 1b] toegekend. Aan de bedrijfsruimte(s) op de begane grond is nummer [nummer 2] toegekend. Hiermee is huisnummer [nummer 1] (oud) als huisnummer voor de begande grond komen te vervallen. Tevens is huisnummer [nummer 2a] komen te vervallen.
2.1 Verweerder stelt dat er op de begane grond slechts sprake is van één bedrijfsruimte. Er kan niet nog een ander huisnummer worden toegekend omdat er alleen aan verblijfsobjecten een huisnummer kan worden toegekend. De ruimte die voorheen huisnummer [nummer 1] had is volgens verweerder zelf geen verblijfsobject. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de bedrijfsruimte waar voorheen huisnummer [nummer 1] aan was toegekend niet is aan te merken als verblijfsobject aangezien er geen zelfstandige ontsluiting naar de openbare weg aanwezig is en eigen sanitaire voorzieningen zowel op de bouwtekeningen als in feitelijke situatie in deze ruimte ontbreken. Verweerder baseert zich bij het toekennen van huisnummers op de situatie zoals deze is weergegeven in de omgevingsvergunning. Verweerder betwist niet dat aan de overige voorwaarden die aan een verblijfsobject worden gesteld wel is voldaan.
2.2. Eiseres stelt in de eerste plaats dat verweerder had moeten wachten met het besluit totdat omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden en/of de daaraan gekoppelde bouwactiviteit definitief is afgerond. Voorts stelt eiseres dat de bedrijfsruimte met voorheen nummer [nummer 1] wel een verblijfsobject is waar een huisnummer aan toegekend moet worden.
3.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder l, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet bag), wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder nummeraanduiding: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats.
3.2. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet bag wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder verblijfsobject: kleinste binnen een of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik, die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
3.3. Artikel 6, eerste lid, van de Wet bag, bepaalt dat de gemeenteraad de nummeraanduidingen toekent aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.
3.4. Ingevolge artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad aan het college bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
3.5. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Verordening op de naamgeving van openbare ruimten en de nummering van gebouwen, afgebakende terreinen, lig- en standplaatsen (adressen) 2009 (de Verordening) wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder adresseerbaar object: een verblijfsobject, ligplaats of standplaats.
3.6. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder h, van de Verordening wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder nummeraanduiding: een door het college als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, ligplaats of standplaats.
3.7. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder n, van de Verordening wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik, die ontsloten wordt via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
3.8. Artikel 3, eerste lid van de Verordening bepaalt dat het college bevoegd is aan een adresseerbaar object een nummeraanduiding toe te kennen.
4.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat verweerder ten onrechte de beslissing tot wijziging van de nummeraanduiding heeft genomen voordat de omgevingsvergunning definitief is geworden en/of de daaraan gekoppelde bouwactiviteit definitief is afgerond overweegt de rechtbank het volgende. Vast staat dat de verleende omgevingsvergunning ziet op de woningen op de tweede en derde etage en geen betrekking heeft op de begane grond. Het feit dat verweerder aan de bedrijfsruimte met voorheen nummer [nummer 1] geen huisnummer heeft toegekend, kan aldus los worden gezien van de toekenning van huisnummers aan de te realiseren woningen op de tweede en derde etage. Verweerder heeft geen eigen huisnummer toegekend aan de bedrijfsruimte met voorheen nummer [nummer 1] omdat deze ruimte volgens verweerder niet kan worden gezien als zelfstandig verblijfsobject. Ook indien er niet gebouwd zou worden, is verweerder bevoegd controle uit te oefenen om na te gaan of de adressenregistratie van de gebouwen in overeenstemming is met de Wet bag, en eventueel de huisnummers aan te passen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.1.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] niet kwalificeert als verblijfsobject.
Uit de toepasselijke wet- en regelgeving volgt dat voor het toekennen van huisnummers bepalend is of een ruimte kan worden gezien als een verblijfsobject. Hierbij kan het Objectenhandboek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (het Objectenhandboek) als handreiking worden gezien met betrekking tot de vraag hoe omgegaan moet worden met de afbakening van de begrippen ‘panden’ en ‘verblijfsobjecten’(zie voor de toepasbaarheid van dit handboek onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:423).
5.2.
Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil of de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] voldoet aan de eis van een eigen afsluitbare toegang en of er voorzieningen zoals een wc en keukenblok zijn. De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] enerzijds en voorheen nummer [nummer 2/2a] anderzijds volledig van elkaar zijn afgesloten en dat zij ieder onderwerp van goederenrechtelijke rechtshandelingen kunnen zijn en overigens ook daadwerkelijk zijn geweest; de ruimte met voorheen nummer [nummer 2/2a] is immers afzonderlijk van de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] verhuurd.
5.3
Met betrekking tot de stelling van verweerder dat er geen sprake kan zijn van een verblijfsobject omdat de bedrijfsruimte niet beschikt over een eigen afsluitbare toegang oordeelt de rechtbank als volgt. In artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet bag alsmede in artikel 1, aanhef en onder n, van de Verordening wordt gesproken over ‘ontsloten wordt via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte’. Paragraaf 3.1 van het Objectenhandboek bepaalt dat met gedeelde verkeersruimten ruimtes worden bedoeld als gangen, portalen en trappenhuizen die gedeeld worden door meerdere verblijfsobjecten. Gedeelde verkeersruimten verbinden verblijfsobjecten met de openbare ruimte. De rechtbank overweegt dat, zoals hierboven al is weergegeven, de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] uitkomt op een gang/trappenhuis die wordt gedeeld met de bovenliggende etages, en aldus op een gedeelde verkeersruimte. Vast staat dat de deur die vanuit de gang/trappenhuis toegang geeft tot de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] afsluitbaar is. Aan het criterium van een eigen afsluitbare toegang wordt dus, anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, voldaan.
5.3.
Met betrekking tot de stelling van verweerder dat er geen sprake is van een verblijfsobject omdat op de bouwtekeningen bij de omgevingsvergunning geen voorzieningen, zoals een toilet en keukenblok, aangeduid zijn in de bedrijfsruimte met voorheen nummer [nummer 1] en deze voorzieningen feitelijk momenteel ook ontbreken oordeelt de rechtbank als volgt. Uit de Wet bag, de Verordening noch uit het Objectenhandboek blijkt dat de aanwezigheid van dergelijke voorzieningen als voorwaarde wordt gesteld bij de beoordeling of een ruimte als verblijfsobject moet worden gezien. Uit de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 mei 2012 (ECLI:NL:RBMAA:2012:1189) blijkt dat het aanwezig zijn van eigen voorzieningen, waaronder een toilet, geen vereiste is om een object aan te merken als een verblijfsobject. Deze uitspraak van de rechtbank Maastricht is op 24 juli 2013 door de Afdeling bevestigd (ECLI:NL:RVS:2013:423). De ruimte met voorheen nummer [nummer 1] voldoet aan de in artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet bag gestelde criteria. Het enkele feit dat een ruimte geen eigen toilet en of keukenblok heeft maakt niet dat deze ruimte functioneel gezien niet zelfstandig kan functioneren. Ook indien verweerder bij het toekennen van huisnummers enkel af zou mogen gaan op de aanwezige omgevingsvergunning en de bijbehorende bouwtekeningen kunnen deze bouwtekeningen in dit geval dus niet tot de conclusie leiden dat de bedrijfsruimte met voorheen nummer [nummer 1] geen verblijfsobject is. Daarnaast overweegt de rechtbank dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat in het verleden in de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] altijd een wc en keukenblok aanwezig zijn geweest. De daarvoor benodigde aansluitingen zijn ook nog steeds aanwezig. De reden dat deze voorzieningen momenteel niet in de bedrijfsruimte aanwezig zijn heeft te maken met een verbouwing. Zodra deze verbouwing is afgerond zullen de wc en het keukenblok worden teruggeplaatst. De rechtbank overweegt dat de betreffende voorzieningen derhalve altijd feitelijk aanwezig zijn geweest en na een korte onderbreking ook weer feitelijk aanwezig zullen zijn. Aldus geldt dat een bedrijf vanuit de ruimte met voorheen nummer [nummer 1] zelfstandig kan opereren.
6.
De rechtbank is van oordeel dat gezien het bovenstaande de bedrijfsruimte met voorheen nummer [nummer 1] dient te worden aangemerkt als een verblijfsobject. Dit brengt met zich mee dat er aan dit verblijfsobject door verweerder op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet bag een huisnummer toegekend dient te worden.
7.
Het beroep is derhalve gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal verweerder opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen, inhoudende dat aan de bedrijfsruimte op de begane grond met voorheen huisnummer [nummer 1] een eigen huisnummer wordt toegekend.
8.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9.
Nu niet is gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, inhoudende dat aan de bedrijfsruimte op de begane grond met voorheen huisnummer [nummer 1] een eigen huisnummer wordt toegekend;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 318,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J. Edens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.