ECLI:NL:RBDHA:2013:12313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
26 september 2013
Zaaknummer
C-09-435595 - FA RK 13-517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inschrijving geboorteakte en vaststelling geboortegegevens van een minderjarige geboren uit draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2013 uitspraak gedaan over het verzoek tot inschrijving van de geboorteakte van een minderjarige, geboren uit draagmoederschap. De verzoekers, een man en een vrouw, hebben een overeenkomst over draagmoederschap gesloten met de draagmoeder, die op 29 augustus 2012 is gelegaliseerd door een notaris in de Filippijnen. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en correspondentie van de betrokken partijen. De man heeft de biologische vader van de minderjarige verklaard te zijn, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de draagmoeder afstand heeft gedaan van haar ouderlijke rechten. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de man in zijn verzoek erkend, terwijl de vrouw niet-ontvankelijk is verklaard omdat zij geen juridische band met de minderjarige heeft.

De rechtbank heeft vervolgens de inschrijving van de geboorteakte beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de erkenning van de minderjarige door de man naar Filippijns recht geldig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een nauwe persoonlijke relatie bestaat tussen de man en de minderjarige, en dat de erkenning niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft de inschrijving van de geboorteakte gelast en de verzoeken van de vrouw en de bijzondere curator afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van kinderrechters, waarbij de rechtbank de belangen van de minderjarige vooropstelde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 13-517
Zaaknummer: C/09/435595
Datum beschikking: 13 augustus 2013
Inschrijven geboorte-akte/ vaststellen geboortegegevens
Beschikkingop het op 18 januari 2013 ingekomen verzoekschrift van:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats],
en
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats], doch feitelijk verblijvende in de Filippijnen,
hierna ook te noemen: de verzoekers / de wensouders,
advocaat: mr. M.S. Odink te Den Haag.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. I.J. Pieters, advocaat te Leiden,
in de hoedanigheid van bijzondere curator;
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,
zetelend te 's-Gravenhage,
de ambtenaar;
en
[de draagmoeder],
de draagmoeder,
wonende te [woonplaats] Filippijnen.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het aanvullend verzoekschrift;
- het verweerschrift van de bijzondere curator;
- de brief d.d. 22 maart 2013 van de ambtenaar;
- de brief d.d. 6 mei 2013 van de zijde van verzoekers met bijlage;
- het faxbericht d.d. 8 mei 2013 van de zijde van verzoekers;
- het faxbericht d.d. 23 mei 2013 van de zijde van verzoekers;
- twee brieven d.d. 28 mei 2013 van de zijde van verzoekers;
- het faxbericht d.d. 11 juni 2013 van de zijde van verzoekers;
- de brief d.d. 13 juni 2013 van de bijzondere curator;
- de brief d.d. 20 juni 2013 van de zijde van verzoekers met bijlagen.
Op 2 juli 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de bijzondere curator,
  • de man vergezeld van zijn advocaat,
  • mevrouw J.A. Roestenburg-de Rooij in haar hoedanigheid van ambtenaar van de burgerlijke stand,
  • mevrouw G. Verbruggen eveneens in haar hoedanigheid van ambtenaar van de burgerlijke stand.
Van de zijde van verzoekers is ter terechtzitting een fotoboek ter inzage aan de meervoudige kamer voorgelegd, welk boek bij het einde van de behandeling aan de man is teruggegeven.
De vrouw is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter terechtzitting verschenen.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 15 juli 2013 van de zijde van de man met bijlagen;
- de brief d.d. 17 juli 2013 van de zijde van de bijzondere curator;
- de brief d.d. 24 juli 2013 van de zijde van de ambtenaar;
- de brief d.d. 25 juli 2013 van de zijde van verzoekers met bijlagen waaronder een affidavit van de draagmoeder van 11 februari 2013;
- het faxbericht d.d. 31 juli 2013 van de zijde van de ambtenaar.
Verzoek
Het verzoekschrift - zoals dat thans nog luidt - strekt ertoe dat de rechtbank:
primairvoor recht verklaart dat tussen de man en de minderjarige een nauwe persoonlijke betrekking bestaat en last geeft tot inschrijving van de geboorteakte van de minderjarige in de registers van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage met vermelding van de erkenning door de man van de minderjarige op de geboorteakte en
subsidiairde voor een geboorteakte noodzakelijke gegevens van de minderjarige vaststelt;
benoeming van een bijzondere curator over de minderjarige met als doel het vaderschap van verzoeker vast te stellen over de minderjarige;
vaststelt dat de verklaring van de man en de draagmoeder luidt dat de minderjarige de geslachtsnaam Koelemij zal dragen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en met compensatie van de kosten.
De ambtenaar voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De bijzondere curator verzoekt het verzochte ten aanzien van de familierechtelijke betrekkingen en de last tot inschrijving van de geboorteakte subsidiair vaststelling van de geboortegegevens toe te wijzen. Bij afwijzing hiervan verzoekt de bijzondere curator zelfstandig het vaderschap van de man over voornoemde minderjarige naar Filippijns recht gerechtelijk te doen vaststellen.
Feiten
- Verzoekers zijn op [de huwelijksdatum] met elkaar gehuwd.
- De draagmoeder[de draagmoeder], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], is op [de huwelijksdatum] gehuwd met [echtgenoot].
- Op 29 augustus 2012 heeft de draagmoeder een overeenkomst over draagmoederschap (Surrogacy Agreement / affidavit) gesloten, welke is gelegaliseerd door een notaris uit Pasig City, Filippijnen.
- Op 29 augustus 2012 heeft de draagmoeder een door de notaris gelegaliseerde verklaring afgelegd waarin zij – zakelijk weergegeven – afstand doet van al haar (ouderlijke) rechten en verplichtingen met betrekking tot het kind waarvan zij op dat moment zwanger was. Ook heeft zij verklaard dat de man de biologische vader is van de minderjarige en dat de minderjarige de achternaam van de man zal dragen en dat zij instemt met een door de vrouw in Nederland aanhangig te maken adoptieprocedure.
- Op [geboortedatum] te[geboorteplaats], is uit de draagmoeder voornoemde minderjarige geboren.
- De vrouw verblijft vanaf een week voor de geboorte van de minderjarige tot heden op de Filippijnen.
- De man is op 8 december 2012 weer afgereisd naar de Filippijnen.
- Op de Filippijnse geboorteakte, opgemaakt door de Office of the Civil Registrar General van de Filippijnen op [de datum geboorteakte] en geregistreerd op [registratie geboorteakte], staat de draagmoeder als moeder vermeld en de man als vader. Aan de geboorteakte is een door de draagmoeder en de man op [overeenkomst] ondertekende Affidavit of acknowledgment/admission of paternity gehecht
.
- In het in de Filippijnen uitgevoerde DNA-rapport van [DNA rapport] staat vermeld dat er een waarschijnlijkheid is van 99,99% dat verzoeker de biologische vader is van de minderjarige.
- De man heeft de Nederlandse nationaliteit.
- De vrouw heeft de Filippijnse nationaliteit.
- De draagmoeder heeft de Filippijnse nationaliteit.
- Bij beschikking d.d. 31 januari 2013 is mr. I.J. Pieters benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige.
Beoordeling

Oproeping draagmoeder

Gelet op de overgelegde stukken, waaronder voormelde verklaring van de draagmoeder d.d. 29 augustus 2012 alsmede een verklaring van de draagmoeder van 11 februari 2013, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de draagmoeder afstand heeft gedaan van al haar rechten en verplichtingen met betrekking tot de minderjarige en instemt met het verzochte. Derhalve heeft de rechtbank afgezien van oproeping van de draagmoeder in deze procedure.

Inschrijving geboorteakte

De rechtbank zal eerst overgaan tot beoordeling van het verzoek tot inschrijving van de geboorteakte, als naar haar oordeel het meest verstrekkende verzoek.
Rechtsmacht en relatieve bevoegdheid
Nu de man in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Ingevolge artikel 269 Rv is deze rechtbank bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Inhoudelijke beoordeling
Ontvankelijkheid
Gelet op artikel 1:25 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan, voor zover hier van belang, een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte geboorteakte op verzoek van onder meer een belanghebbende worden ingeschreven in de registers van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage indien de minderjarige op het ogenblik van het verzoek Nederlander is, de minderjarige rechtmatig in Nederland verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel indien op grond van Boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte van de minderjarige moet worden toegevoegd. Voorts bepaalt lid 3 van voornoemd artikel dat de ambtenaar ambtshalve de geboorteakte kan laten inschrijven.
Omdat uit het hiernavolgende zal blijken dat de erkenning van de minderjarige wordt erkend en de minderjarige de leeftijd van zeven jaar nog niet heeft bereikt, heeft de minderjarige op grond van artikel 4, tweede lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) vanaf de erkenning de Nederlandse nationaliteit verkregen.
Gelet hierop en nu de man op de akte staat vermeld en hij derhalve een in rechte te respecteren belang heeft bij zijn verzoek, is de man ontvankelijk in zijn verzoek.
Nu uit het navolgende zal blijken dat de vrouw thans geen juridische band heeft met de minderjarige, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank thans geen belang bij het verzoek, en zij zal dientengevolge niet-ontvankelijk worden verklaard.
Erkenning buitenslands tot stand gekomen rechtsbetrekkingen
De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 10:101 juncto 10:100 BW volgt dat in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften gemaakte akte, in Nederland worden erkend, tenzij het rechtsfeit of de rechtshandeling niet is voorafgegaan door een behoorlijk onderzoek of de erkenning van die in een akte neergelegde rechtsfeiten of handelingen in strijd met de openbare orde zou zijn. Artikel 10:101, tweede lid specificeert laatstgenoemde weigeringsgrond en bepaalt onder meer dat er sprake is van een weigering indien deze is verricht door een Nederlander die naar Nederlands recht niet bevoegd zou zijn het kind te erkennen. In dat verband komt ook betekenis toe aan artikel 10:95, tweede lid, van het BW waaruit volgt dat het Nederlandse recht bepaalt of een Nederlandse gehuwde man bevoegd is om een kind van een andere vrouw dan zijn echtgenote te erkennen.
Beoordeeld dient derhalve te worden of de geboorteakte overeenkomstig de Filippijnse wetgeving is opgemaakt en of er sprake is van voormelde weigeringsgronden die aan erkenning in de weg staan.
In dat verband is van belang dat niet ter discussie staat dat de draagmoeder terecht als juridisch moeder op de geboorteakte staat vermeld. Ook naar Filippijns recht wordt als moeder aangemerkt de vrouw uit wie het kind is geboren. Wel is in geschil of de man in overeenstemming met het Filippijns recht op de geboorteakte als vader staat vermeld. De draagmoeder was immers gehuwd met een andere man.
De rechtbank heeft in dit verband kennisgenomen van het Filippijnse Familiewetboek (The Family Code of the Philippines executive order no. 209), welke zij niet alleen heeft geraadpleegd in de Duitstalige Bergmann Ferid (internationales Ehe und Kindschaftsrecht) maar ook in het Engels via
www.gov.ph.
Op de vraag wie als juridisch vader moet worden aangemerkt, zijn van toepassing de artikelen 163 en verder van het Filippijnse Familiewetboek en meer specifiek artikel 164. Artikel 164 kent de hoofdregel dat kinderen die tijdens het huwelijk van de ouders geboren zijn, wettige kinderen zijn. Dit betekent dat in beginsel van tijdens een huwelijk geboren kinderen de echtgenoot van de moeder de juridisch vader is
.Het tweede gedeelte van artikel 164 bepaalt meer specifiek dat kinderen die geboren zijn als gevolg van kunstmatige inseminatie (bevruchting) van de vrouw met sperma van haar man, dan wel een donor of beide, eveneens wettige kinderen zijn van de vrouw en haar echtgenoot, zulks evenwel indien de vrouw en de man vóór de geboorte van het kind allebei schriftelijk hebben ingestemd met de kunstmatige bevruchting en deze instemming vóór de geboorte hebben ondertekend. Een zodanige verklaring wordt gezamenlijk met de geboorteakte van het kind geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank is van oordeel dat uit de na de mondelinge behandeling ingezonden stukken genoegzaam blijkt dat de minderjarige door invitro fertilisatie is verwekt waarbij zaadcellen van verzoeker en eicellen van de wensmoeder zijn gebruikt. Voorts stelt de rechtbank vast dat de hiervoor genoemde en in artikel 164 van het Filippijnse Familiewetboek bedoelde gezamenlijke verklaring van de draagmoeder en haar echtgenoot, ontbreekt. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat naar Filippijns recht de echtgenoot van de draagmoeder niet de juridische vader is van de minderjarige en derhalve terecht niet op de geboorteakte is vermeld.
Vervolgens is de vraag of de man naar Filippijns recht de minderjarige heeft erkend, als gevolg waarvan er familierechtelijke betrekkingen tussen hem en de minderjarige zijn vastgesteld, en, zo ja, of deze erkenning ingevolge artikel 10:101 juncto 10:100 BW kan worden erkend.
Naar de rechtbank uit een bij haar in bezit zijnd rapport van het Internationaal Juridisch Instituut, - welk rapport in een andere zaak van deze rechtbank door de ambtenaar van de gemeente ‘s-Gravenhage is ingebracht - is gebleken, kan naar Filippijns recht erkenning plaatsvinden door de daartoe strekkende verklaring van de (erkennende) ouder in de geboorteakte of in een handgeschreven ondertekende onderhandse of authentieke akte.
Vgl. de uitspraak De Jesus vs. Dizon G.R. No. 142877, October 2, 2001 te raadplegen via
http://sc.judiciary.gov.ph/jurisprudence/2001/oct2001/142877.htm.
Nu de man als vader is opgenomen in de geboorteakte van de minderjarige waaraan een door de draagmoeder en de man ondertekende Affidavit of acknowledgment/admission of paternity is toegevoegd, is de rechtbank van oordeel dat de minderjarige naar Filippijns recht door de man is erkend.
Nu sprake is van een erkenning naar Filippijns recht moet deze op grond van artikel 1:101 BW in Nederland worden erkend behoudens de toepasselijkheid van een weigeringsgrond als bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Gelet hierop zal de rechtbank de vraag of er sprake is van strijd met de openbare orde beantwoorden aan de hand van het bepaalde in
artikel 1:204 lid 1, aanhef en onder e BW.
Naar Nederlands recht is ingevolge het bepaalde in artikel 1: 204, eerste lid, onder e, BW, een erkenning door een gehuwde man nietig, tenzij de rechtbank – voor zover hier van belang – vaststelt dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. De strekking van voornoemd artikel is dat inbreuk op het huwelijksleven van de man rechtvaardig wordt geacht als er sprake is van ‘family life’ met het te erkennen kind.
De man was ten tijde van de erkenning van de minderjarige gehuwd met de vrouw en niet met de draagmoeder. Echter, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de rechter de aannemelijkheid van een nauwe persoonlijke betrekking ook beoordelen nadat de erkenning van een kind heeft plaatsgevonden. Beoordeeld dient alsdan te worden of ten tijde van de erkenning sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en de minderjarige, vergelijk HR 28 april 2006, LJN AU9237.
De man heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat tussen hem en de minderjarige ten tijde van zijn erkenning sprake was van het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking. De man heeft gesteld dat zijn echtgenote sinds de geboorte van de minderjarige bij hem in de Filippijnen verblijft. Volgens de man was het de bedoeling dat ook hij bij de geboorte zou zijn, maar dat bleek – doordat de minderjarige te vroeg is geboren – niet mogelijk. Hij zelf heeft van 8 december 2012 tot 22 januari 2013 mede voor de minderjarige gezorgd. Voorts dragen de man en de vrouw de volledige verzorging en kosten voor de minderjarige vanaf de geboorte. De man heeft zijn stellingen onderbouwd door het tonen van foto’s en het overleggen van documenten waaronder recepten en rekeningen van medische behandelingen en medicijnen. De rechtbank acht voorts ook aannemelijk dat de man vanaf 8 december 2012 feitelijk voor de minderjarige heeft gezorgd, mede gelet op de diverse overgelegde verklaringen van de draagmoeder inhoudende dat zij definitief afstand doet van al haar rechten en plichten als ouder van de minderjarige ten gunste van de man en de vrouw, en dat zij geen contact heeft gehad met de minderjarige. De rechtbank zal het verzoek van de man om voor recht te verklaren dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en de minderjarige ten tijde van de erkenning dan ook toewijzen.
De erkenning door de man van de minderjarige in de geboorteakte en de daaraan gehechte verklaring is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet strijdig met de Nederlandse openbare orde, en wordt derhalve op grond van artikel 10:101 BW in Nederland erkend.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande kan het primaire verzoek tot inschrijving van de geboorteakte en de vermelding van de erkenning op de geboorteakte als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Gelet op het vorengaande komt de rechtbank aan het subsidiaire verzoek niet meer toe en ontbreekt het belang bij de verzoeken sub 2.
Vaststelling dat de verklaring van de man en de draagmoeder luidt dat de minderjarige de geslachtsnaam [van de man] zal dragen
Ingevolge artikel 10:24 BW worden - voor zover hier van belang - de geslachtsnaam of de voornamen van een persoon die ter gelegenheid van de geboorte buiten Nederland zijn vastgelegd en zijn neergelegd in een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte, in Nederland erkend. Gelet hierop hebben verzoekers geen belang bij hun verzoek tot verklaring dat de minderjarige de geslachtsnaam [van de man]zal dragen. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
Proceskosten en uitvoerbaar verklaring bij voorraad
De aard van de zaak verzet zich tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van de beschikking, zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
Verzoekers hebben geen belang bij de verzochte proceskostenveroordeling, zodat dat onderdeel van het verzoek wordt afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
*
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek;
*
stelt vast dat aannemelijk is dat tussen [de man] en [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], ten tijde van de erkenning een nauwe persoonlijke betrekking bestaat;
*
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage van de geboorteakte van de minderjarige voornoemd opgemaakt bij The Office of The Civil Registrar General van de Filippijnen op[de datum geboorteakte] en ingeschreven op [registratie geboorteakte], alsmede van de op [overeenkomst]ondertekende en aan de geboorteakte gehechte Affidavit of acknowledgment/admission of paternity, waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht,
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, A.M.A. Keulen en A.M. Brakel, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. J.H. van Berkel als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2013.