In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 september 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de opheffing van de vereffening van een nalatenschap. De erfgenaam, [verzoeker], had de nalatenschap beneficiair aanvaard op 9 juni 2010. De nalatenschap omvatte onder andere een woning die belast was met hypotheken van ABN AMRO en Rabobank. De woning was verkocht aan [x] voor € 595.000,--, maar er waren twijfels over de verkoopprijs en de afhandeling van de nalatenschap. De kantonrechter constateerde dat de vereffenaar zijn taak ernstig veronachtzaamde en dat er geen mogelijkheid was om het toezicht op de vereffening adequaat uit te oefenen. De kantonrechter heeft geprobeerd om het openbaar ministerie en de schuldeisers te betrekken bij het indienen van een verzoek tot benoeming van een andere vereffenaar, maar dit verzoek werd afgewezen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geconcludeerd dat de voortzetting van de vereffening niet zinvol was en heeft hij de opheffing van de vereffening bevolen. De kosten van de vereffening werden vastgesteld op nihil, en de griffier werd opgedragen om de opheffing in het boedelregister in te schrijven.