ECLI:NL:RBDHA:2013:10782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
C/09/447494 / KG ZA 13-872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot zekerheidstelling in kort geding met betrekking tot huwelijkse voorwaarden en alimentatieverplichtingen

In deze zaak, die op 21 augustus 2013 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, heeft de vrouw een kort geding aangespannen tegen de man met als doel zekerheid te verkrijgen voor haar vermeende verrekeningsvordering en alimentatiebijdragen. Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden en hebben twee kinderen. De vrouw vorderde dat de man een bedrag van € 1.100.000,-- zou storten op de derdengeldrekening van notaris mr. H. Matzinger ter zekerheid van haar vordering en de alimentatieverplichtingen. De vrouw stelde dat de man, door gelden naar het buitenland over te boeken, zich onttrok aan zijn verplichtingen, waardoor verhaal van haar vordering in gevaar kwam.

De rechtbank oordeelde dat de huwelijkse voorwaarden geen verplichting voor de man bevatten om zekerheid te stellen. De vrouw had conservatoire beslagen gelegd, maar de rechtbank concludeerde dat deze beslagen onvoldoende zekerheid boden. De man betwistte de verrekeningsvordering van de vrouw en stelde dat hij de koopsom van de woning uit eigen middelen had voldaan, waardoor er geen overwaarde was die verrekend moest worden. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat de man zich in het buitenland zou vestigen, en dat er geen achterstand was in de alimentatiebetalingen. Daarom werden beide vorderingen van de vrouw afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een wettelijke of contractuele basis voor het opleggen van een verplichting tot zekerheidstelling en de terughoudendheid die in acht moet worden genomen bij het ingrijpen in de persoonlijke vrijheid van de man.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/447494 / KG ZA 13-872
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. R.A.M. Oranje-Jorna te Den Haag,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.G.J.L. van Scherpenzeel te Den Haag.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als 'de vrouw' en 'de man'.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 14 augustus 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Partijen zijn op 21 augustus 1992 met elkaar gehuwd, na het maken van huwelijkse voorwaarden. Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren, waarvan er nog één minderjarig is.
1.2.
De tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden luiden, voor zover hier van belang:
"Algehele uitsluiting
Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
Finaal verrekenbeding
Artikel 10
1. Ingeval het huwelijk wordt ontbonden of tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken heeft ieder van de echtgenoten het recht om te vorderen dat er een verrekening plaatsvindt, zo, dat ieder van de echtgenoten gerechtigd is tot een waarde gelijk aan die, waartoe hij gerechtigd zou zijn geweest indien er de algehele gemeenschap van goederen tussen hen had bestaan, met uitzondering echter van ten huwelijk aangebrachte zaken en van zaken, die door de echtgenoten krachtens erfstelling, legaat of schenking zijn of zullen worden verkregen, en de op die verkrijgingen drukkende schulden, de wegens die verkrijgingen geheven belastingen als successie-, schenkings- en overgangsrecht daaronder begrepen, met dien verstande, dat de inkomsten uit die zaken en de renten van die schulden, alsmede de kosten en lasten die uit inkomsten plegen te worden voldaan, wel in de verrekening zullen worden betrokken.
2. De verrekening heeft plaats naar de toestand ten tijde van ontbinding van het huwelijk door de dood of ingeval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, naar de toestand naar de aanvang van de dag van het instellen van de vordering daartoe.
3. (…)
4. De verrekening heeft plaats doordat de ene partij aan de andere partij een bedrag uitkeert, zo, dat ieder van hen de helft geniet van het vermogen als omschreven in lid 1, met dien verstande, dat aanspraken op al of niet ingegaan pensioen niet in deze verrekening worden betrokken.
5. (…)
6. De uitkering moet gedaan worden binnen één jaar na de ontbinding van het huwelijk of na de scheiding van tafel en bed, ofwel het onherroepelijk worden van de toewijzing van een eventuele vordering tot opheffing van het deelgenootschap.
(…)"
1.3.
In 1995 heeft de man - bij wijze van schenking - een bedrag van fl. 400.000,-- ontvangen van zijn ouders. In 1996 en 1998 zijn de ouders van de man overleden. Uit hun nalatenschappen is een (totaal)bedrag van ruim fl. 7.000.000,-- toegedeeld aan de man.
1.4.
In 1998 is de voormalige ouderlijke woning van de man aan de [adres 1] te [woonplaats] aangekocht voor een bedrag van fl. 4.098.771,--. In verband daarmee hebben partijen een - aflossingsvrije - hypothecaire geldlening gesloten voor een bedrag van
fl. 2.985.000,--, ten aanzien waarvan zij voor wat betreft de betalingsverplichtingen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
1.5.
Medio 2012 is deze woning verkocht voor een bedrag van
€ 2.700.000,--. Na aflossing van de hypotheekschuld (inclusief overige lasten en kosten) resteerde een verkoopopbrengst van € 1.286.811,--.
1.6.
Na die verkoop hebben partijen in juli 2012 hun intrek genomen in de huurwoning aan de [adres 2] te [woonplaats]. Eind augustus is de vrouw elders gaan wonen; de man woont er nog steeds.
1.7.
Bij beschikking van 22 april 2013 heeft deze rechtbank - bij wijze van voorlopige voorziening - bepaald dat de man met ingang van 1 april 2013 voorlopig aan de vrouw zal verstrekken een bedrag van € 7.720,-- bruto per maand ter voorziening in haar levensonderhoud. Daarbij is rekening gehouden met de tussen partijen gemaakte afspraak dat de man alle kosten van de kinderen van partijen voor zijn rekening zal nemen en dat hij daarnaast nog een bedrag van € 600,-- per maand aan de vrouw zal betalen voor de dagelijkse kosten van de kinderen voor eten en drinken, zolang de kinderen het merendeel van de tijd bij de vrouw wonen.
1.8.
Bij verzoekschrift van 17 mei 2013 heeft de vrouw aan deze rechtbank verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Als nevenvoorziening heeft de vrouw onder meer verzocht haar verrekeningsvordering vast te stellen en de man te veroordelen tot betaling daarvan. De echtscheidingsprocedure is nog aanhangig (onder nummer C/09/443288).
1.9.
De man heeft het saldo van zijn beleggingsrekening, dat bestond uit de verkoopopbrengst van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats], overgeboekt naar een op zijn naam staande bankrekening in Zwitserland.
1.10.
Na verkregen toestemming van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, waarbij de vordering van de vrouw voorlopig werd begroot op € 563.175,--, heeft de vrouw op 11 juni 2013 ten laste van de man conservatoir beslag laten leggen onder de Rabobank Den Haag en omgeving U.A. en F. van Lanschot Bankiers N.V. Het beslag onder de Rabobank heeft doel getroffen tot bedragen van € 6.692,40 en € 110.000,--. Van Lanschot Bankiers heeft verklaard niets onder zich te hebben en/of te krijgen van de man. Daarnaast heeft de vrouw beslag laten leggen op de inboedelgoederen, die in het kader van de verzekering zijn/waren getaxeerd op een bedrag van € 800.000,--.

2.Het geschil

2.1.
Zakelijk weergegeven vordert de vrouw de man - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te gebieden:
I. een bedrag van € 1.100.000,-- over te maken naar de derdengeldrekening van notaris mr. H. Matzinger te Den Haag ter meerdere zekerheid van (i) de vordering van de vrouw uit hoofde van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en (ii) de huidige en toekomstige door de man verschuldigde alimentatiebijdragen ten behoeve van de vrouw en de kinderen, onder verstrekking van een aantal instructies/bevelen aan de notaris;
II. zijn paspoort af te geven aan notaris mr. H. Matzinger te Den Haag;
een en ander met veroordeling van de man in de proceskosten.
2.2.
Samengevat voert de vrouw daartoe het volgende aan.
Op grond van het bepaalde in artikel 10 van de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden heeft de vrouw een verrekeningsvordering op de man, althans zal zij die krijgen. In het bijzonder zal de verkoopopbrengst van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] tussen partijen moeten worden verdeeld. Uit hoofde van die vordering komt de vrouw een bedrag van € 563.175,28 toe. Nadat de man liet doorschemeren tegoeden te zullen overhevelen naar het buitenland, heeft de vrouw ten laste van de man conservatoire beslagen laten leggen onder de Rabobank Den Haag en Van Lanschot Bankiers, teneinde de betaling door de man van haar verrekeningsvordering veilig te stellen. Doordat de man het saldo van zijn beleggingrekening voordien had laten overboeken naar een buitenlandse rekening, hebben die beslagen slechts voor een deel van het door de voorzieningenrechter begrote bedrag doel getroffen. De vrouw vreest dat - op het moment dat haar vordering onherroepelijk vaststaat - de man daaraan niet vrijwillig zal voldoen en executie onmogelijk is omdat geen traceerbare verhaalsmiddelen meer voorhanden zijn. Voorts heeft de man tot op heden nog nooit uit zichzelf en tijdig de door hem verschuldigde bijdragen ten behoeve van de vrouw en de kinderen voldaan. In verband met een en ander dient de man een bedrag van € 1.100.000,-- te storten op de derdengeldrekening van notaris mr. H. Matzinger, opdat de vrouw zekerheid heeft voor wat betreft de voldoening van haar verrekeningsvordering en de door de man verschuldigde bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw en de kinderen. Teneinde te voorkomen dat de man zich onttrekt aan de Nederlandse rechtssfeer - door (definitief) naar het buitenland te vertrekken - als gevolg waarvan verhaal praktisch onmogelijk zal zijn, dient te man zijn paspoort in te leveren bij voormelde notaris.
2.3.
De man heeft de vorderingen van de vrouw gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal zijn verweer hierna worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

De vordering sub I
3.1.
De vordering van de vrouw om de man te veroordelen een bedrag van € 1.100.000,- over te maken naar de derdengeldrekening van notaris Matzinger ter meerdere zekerheid van de afwikkeling van de verrekeningsvordering van de vrouw en de betaling van de (voorlopige) onderhoudsbijdrage aan de vrouw, komt neer op het opleggen van een verplichting aan de man tot het verschaffen aan de vrouw van een middel tot bewaring van recht. Een daartoe strekkende verplichting kan slechts worden aangenomen op basis van een wettelijke bepaling of contractuele afspraak waarin die gehoudenheid is vastgelegd. Het burgerlijk recht kent immers een gesloten stelsel van dwangmiddelen en middelen tot bewaring van recht.
3.2.
Bij wijze van middel tot bewaring van recht heeft de vrouw allereerst gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid tot conservatoire beslaglegging. Als gevolg daarvan is in totaal een - aan de man toebehorend - bedrag van € 116.692,40 (€ 6.692,40 +
€ 110.000,--) getroffen. Daarnaast heeft de vrouw beslag laten leggen op de inboedelgoederen. Omdat die beslagen - volgens de vrouw - onvoldoende zekerheid bieden voor wat betreft de verplichtingen van de man jegens haar, hetgeen de man overigens betwist, heeft zij de hier aan de orde zijnde vordering ingesteld.
3.3.
Voor zover de vrouw haar vordering grondt op artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden voert zij hetzelfde aan als in haar verzoek om ten laste van de man derdenbeslagen te mogen leggen. Mede bezien in het licht van het voorgaande had het in ieder geval op haar weg gelegen om de onderhavige vordering uitgebreider dan in het beslagrekest te onderbouwen. In ieder geval had zij behoren aan te geven waarom dat vorderingsrecht haar - na de beslagleggingen - nog toekomt. Dat heeft zij nagelaten.
3.4.
De huwelijkse voorwaarden bevatten geen verplichting van de man om in een situatie als de onderhavige zekerheid te stellen ten behoeve van de vrouw. Evenmin vloeit een dergelijke verplichting van de man voort uit de toegekende (voorlopige) onderhoudsbijdrage voor de vrouw. Voorts is gesteld noch gebleken dat enige wettelijke bepaling de man daartoe verplicht. De enkele omstandigheid dat een beslag geen, dan wel onvoldoende, doel treft, levert in ieder geval geen deugdelijke grondslag op voor een voorziening zoals hier aan de orde. De maatstaven van redelijkheid en billijkheid bieden evenmin grondslag voor een verplichting tot het stellen van de gevorderde zekerheid.
3.5.
Daar komt bij dat de man gemotiveerd heeft betwist dat de vrouw een verrekeningsvordering toekomt. Zo stelt hij onder meer dat hij de koopsom van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] geheel uit eigen vermogen - gevormd door de onder 1.3 vermelde schenking en erflatingen - heeft voldaan, zodat de overwaarde van die woning na de verkoop ervan niet behoeft te worden verrekend met de vrouw. Daarmee is sprake van een onzekere vordering, die bovendien - gelet op het bepaalde in artikel 10 lid 6 van de huwelijkse voorwaarden - toekomstig is. Dienaangaande past grote terughoudendheid bij het aannemen van de gegrondheid van de vordering zonder nader onderzoek, waarvoor in een kort geding geen plaats is. Een en ander betekent dat - in het beperkte bestek van deze procedure - niet dat voetstoots kan worden aangenomen dat de vrouw (op termijn) een verrekeningsvordering heeft op de man.
3.6.
Voor zover de vrouw de onderhavige vordering baseert op de alimentatieverplichtingen van de man jegens haar en de kinderen is verder van belang dat - als erkend - vaststaat dat dienaangaande geen achterstand bestaat in de betalingen. Bovendien heeft de man op de zitting toegezegd dat hij vanaf september 2013 aan die verplichtingen zal voldoen door middel van een automatische maandelijkse overboeking. Er is niet voldoende aanleiding te veronderstellen dat de man die toezegging niet zal nakomen. Voor wat betreft de onderhoudsbijdragen heeft de vrouw dus (ook) geen belang bij haar vordering.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal de onder 2.1 sub I vermelde vordering worden afgewezen.
De vordering sub II
3.8.
De vordering tot afgifte van het paspoort van de man komt evenmin voor toewijzing in aanmerking. Allereerst is daarvoor van belang dat de gewenste maatregel ernstig ingrijpt in de persoonlijke (bewegings)vrijheid van de man, hetgeen meebrengt dat daarmee uiterst terughoudend moet worden omgegaan. Bovendien heeft de vrouw - mede gelet op het gemotiveerde verweer van de man - niet aannemelijk gemaakt dat de man zich (definitief, dan wel voor langere duur) in het buitenland zal vestigen. In die omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor toewijzing van de vordering.
Afronding
3.9.
De slotsom is dat de vorderingen van de vrouw zullen worden afgewezen.
3.10.
Nu partijen echtelieden zijn, zullen de proceskosten op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van de vrouw af;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2013.
jvl