In deze zaak, die op 21 augustus 2013 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, heeft de vrouw een kort geding aangespannen tegen de man met als doel zekerheid te verkrijgen voor haar vermeende verrekeningsvordering en alimentatiebijdragen. Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden en hebben twee kinderen. De vrouw vorderde dat de man een bedrag van € 1.100.000,-- zou storten op de derdengeldrekening van notaris mr. H. Matzinger ter zekerheid van haar vordering en de alimentatieverplichtingen. De vrouw stelde dat de man, door gelden naar het buitenland over te boeken, zich onttrok aan zijn verplichtingen, waardoor verhaal van haar vordering in gevaar kwam.
De rechtbank oordeelde dat de huwelijkse voorwaarden geen verplichting voor de man bevatten om zekerheid te stellen. De vrouw had conservatoire beslagen gelegd, maar de rechtbank concludeerde dat deze beslagen onvoldoende zekerheid boden. De man betwistte de verrekeningsvordering van de vrouw en stelde dat hij de koopsom van de woning uit eigen middelen had voldaan, waardoor er geen overwaarde was die verrekend moest worden. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat de man zich in het buitenland zou vestigen, en dat er geen achterstand was in de alimentatiebetalingen. Daarom werden beide vorderingen van de vrouw afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een wettelijke of contractuele basis voor het opleggen van een verplichting tot zekerheidstelling en de terughoudendheid die in acht moet worden genomen bij het ingrijpen in de persoonlijke vrijheid van de man.