ECLI:NL:RBDHA:2013:10507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
09/437587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot wraking van bestuursrechter mr. E.E. Schotte in belastingzaak gemeente Delft

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2013 een beslissing genomen op het schriftelijke verzoek tot wraking van bestuursrechter mr. E.E. Schotte. Verzoeker, die in beroep was gegaan tegen twee uitspraken van de gemeente Delft over naheffingsaanslagen parkeerbelasting, verzocht om wraking van de bestuursrechter op basis van vermeende vooringenomenheid. Tijdens de zitting op 14 februari 2013 had mr. E.E. Schotte opgemerkt dat het 'een onverkwikkelijke zaak' was, wat volgens verzoeker een waarde-oordeel inhield en de schijn van partijdigheid wekte.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer oordeelde dat de opmerking van de bestuursrechter niet voldoende grond bood voor de vrees dat zij vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De enkele opmerking van de bestuursrechter, ongeacht de context, was niet voldoende om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid of schijn van partijdigheid.

De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen, waaronder de gewraakte rechter.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2013/15
zaaknummer: 09/437587/ KG RK 13-407
registratienummers: SGR AWB 12/10116 PARKBL G D2
SGR AWB 12/10118 PARKBL G D2
datum beschikking: 18 maart 2013
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres],
verzoeker,
(eiser in hoofdzaak)
tegen
De heffingsambtenaar van de gemeente Delft,
belanghebbende,
(verweerder in hoofdzaak)
strekkende tot wraking van:
mr. E.E. Schotte,
bestuursrechter in de rechtbank Den Haag.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 1 november 2012 beroep ingesteld tegen twee uitspraken van de gemeente Delft van respectievelijk 28 september 2012 en 1 oktober 2012, waarin het bezwaar van verzoeker tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting ongegrond is verklaard. Op 14 februari 2013 zijn ter zitting van de enkelvoudige belastingkamer in deze rechtbank, waarin mr. E.E. Schotte zitting had, de beroepen van verzoeker behandeld.
1.2.
Verzoeker heeft bij brief van 18 februari 2013 - ingekomen ter griffie van de rechtbank op 20 februari 2013 - de wraking van mr. E.E. Schotte verzocht.
De uitspraak op de beroepen van verzoeker is in afwachting van de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer uitgesteld.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 4 maart 2013 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen en heeft het wrakingsverzoek toegelicht. Mr. E.E. Schotte (hierna: de bestuursrechter) heeft de wrakingskamer in haar schriftelijke reactie van 25 februari 2013 op het wrakingsverzoek - waarop hierna onder 4. zal worden ingegaan - medegedeeld niet op de zitting te zullen verschijnen. De heffingsambtenaar van de gemeente Delft is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er bij de bestuursrechter sprake is van vooringenomenheid door tijdens de zitting van 14 februari 2013 in de richting van de tegenpartij op te merken dat het "een onverkwikkelijke zaak" is. Deze bewoordingen houden -gelet op de meerdere betekenissen van het woord "onverkwikkelijk"- een waarde-oordeel in en staan volgens verzoeker een onpartijdige rechtsgang in de weg. Het enkele feit dat de opmerking naar alle waarschijnlijkheid cynisch was bedoeld maakt dit niet anders.
De rechter heeft daarmee de indruk gegeven de zaak niet serieus te nemen en dit met de tegenpartij te delen.

4.Het standpunt van de gewraakte rechter

De bestuursrechter heeft niet in de wraking berust.
In haar reactie van 25 februari 2013 op het wrakingsverzoek stelt zij zich op het standpunt dat er van enig gebrek aan onpartijdigheid geen sprake is en dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen, waartoe zij onder meer het volgende heeft aangevoerd.
Zij kan zich niet herinneren dat zij het woord "onverkwikkelijk" heeft gebruikt als kwalificatie van het geschilpunt tussen verzoeker en de gemeente Delft. Voor zover zij al dat woord zou hebben gebruikt, heeft zij dit slechts gedaan in (een van) de betekenis(sen) die het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal aan dit woord geeft, te weten "vervelend", en daarmee heeft zij slechts haar begrip voor de situatie waarin verzoeker zich bevindt tot uitdrukking willen brengen.
Dat verzoeker een cynische (onder)toon gehoord meent te hebben is volgens de bestuursrechter een dermate subjectieve waarneming dat een inhoudelijke discussie daarover weinig zinvol is. De bestuursrechter geeft in haar reactie aan dat zij slechts heeft willen benadrukken dat zij juist begrip voor de positie van verzoeker heeft willen tonen waarbij een cynische (onder)toon uiteraard bij uitstek niet past.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
De enkele omstandigheid dat de bestuursrechter tijdens de zitting van
14 februari 2013 - daargelaten de juistheid van verzoekers stelling - de opmerking heeft gemaakt dat het een onverkwikkelijke zaak is, geeft naar het oordeel van de wrakingskamer geen grond te vrezen dat de bestuursrechter ten opzichte van verzoeker een vooringenomenheid koestert noch is daarmee de schijn van partijdigheid jegens hem gewekt. Dit betekent dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de heffingsambtenaar van de gemeente Delft;
• mr
.E.E. Schotte.
Deze beslissing is gegeven door mrs D. Aarts, O. van der Burg en S.J. Hoekstra-van Vliet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Gest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2013.