In deze zaak verzoekt de verzoeker, geboren in 1963 in Suriname, de rechtbank om vast te stellen dat hij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De verzoeker is in 1971 erkend door zijn Britse vader, die in 1973 genaturaliseerd werd tot Nederlander. De verzoeker stelt dat hij meegenaturaliseerd zou moeten zijn, maar de rechtbank oordeelt dat hij op 25 november 1975, als minderjarige, de Nederlandse nationaliteit heeft verloren door verblijf in Suriname. De rechtbank wijst erop dat er geen optiemogelijkheid voor de verzoeker is, omdat hij op dat moment de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De IND heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de verzoeker ooit heeft geopteerd voor de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank concludeert dat de verzoeker niet in aanmerking komt voor het Nederlanderschap en wijst het verzoek af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2013.