ECLI:NL:RBBRE:2012:CA1929

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
27 december 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/6485
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 27 december 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbende, die op het adres waar de aanslag naar verzonden was een kamer huurde, stelde dat hij niet zeker wist of hij de aanslag had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de aanslag naar het juiste adres was verzonden en dat de belanghebbende niet in staat was het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanslag te ontzenuwen. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift was verlopen, en de rechtbank kon de inhoudelijke geschilpunten niet behandelen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/6485
Uitspraakdatum: 27 december 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 17 november 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de bij beschikking vastgestelde heffingsrente, aanslagnummer [nummer].H.56 (hierna: de aanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2012 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Maastricht en namens de inspecteur [gemachtigden]. De procedurenummers 11/6484, 11/6485 en 11/6486 zijn gelijktijdig behandeld.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. De dagtekening van de aanslag is 14 augustus 2008. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de aanslag pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op donderdag 25 september 2008.
2.2. Het bezwaarschrift is gedagtekend op 3 oktober 2008. Het bezwaarschrift is, blijkens de poststempel, op 6 oktober 2008 ter post bezorgd. De inspecteur heeft het bezwaarschrift op 7 oktober 2008 ontvangen. De inspecteur heeft het bezwaar wegens overschrijding van de wettelijke termijn niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. In geschil is of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 26c van de AWR). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
2.5. De rechtbank acht aannemelijk dat de aanslag naar het juiste adres is verzonden. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij niet weet of hij de aanslag heeft ontvangen en dat een te late indiening van het bezwaarschrift niet met opzet is gebeurd. Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij in het jaar 2008 nog op voormeld adres woonde, dat hij op dat adres een kamer huurde en één brievenbus met de overige kamerbewoners deelde. Voor zover belanghebbende hiermede heeft bedoeld te stellen dat de aanslag daardoor – buiten zijn schuld – mogelijk zoek is geraakt, faalt de grief. Het dient, naar het oordeel van de rechtbank, voor rekening van belanghebbende te blijven dat de aanslag, nadat deze was bezorgd op het woonadres van belanghebbende, zoek raakte. Nu geen andere feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan ontvangst of aanbieding van de aanslag redelijkerwijs moet worden betwijfeld, acht de rechtbank belanghebbende niet erin geslaagd het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanslag te ontzenuwen. Het bezwaar is dan ook niet tijdig ingediend.
2.6. Belanghebbende heeft geen gronden aangevoerd ter zake van de termijnoverschrijding, andere dan die vermeld in 2.5. De rechtbank is ook overigens geen reden voor rechtvaardiging van die termijnoverschrijding bekend geworden. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring. Van enig in rechte te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel is geen sprake.
2.7. De rechtbank is van oordeel dat, nu het bezwaarschrift te laat is ingediend en geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Behandeling van de inhoudelijke geschilpunten is daardoor in deze beroepsprocedure niet mogelijk.
2.8. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 27 december 2012 door mr. W.A.P. van Roij, voorzitter,
mr. D. Hund en mr.drs. J.W.J. Huige, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 7 januari 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.